Klagen
Een deel van mijn kinderjaren bracht ik door in het Afrikaanse land Nigeria.
Mooie mensen, die Nigerianen. Ze zijn vriendelijk, enthousiast, extravert en positief ingesteld. Ook in hun geloofsbeleving is dat extraverte zichtbaar. Ik herinner me een man die aan de deur kwam om de fietspomp te lenen. Gewillig gaf ik hem de pomp, waarna hij zijn ogen ophief en dankbaar uitriep: „Thank you, Lord!” Een andere keer boden mijn ouders een vrouw een flesje cola aan. Ter plekke viel ze op haar knieën en deed een uitvoerig dankgebed voor deze koolzuurhoudende weldaad. Het duurde minutenlang voor ze opstond van haar knieën en het flesje dankbaar leegdronk.
Wij westerlingen zullen zich niet zo snel op die manier uiten. Misschien hebben we er wel onze kritische kanttekeningen bij. Maar dan wij, nuchtere Hollanders. De afgelopen tijd waait er een gure wind over ons land. De broekriem moet worden aangehaald. Wat doen Nederlanders dan? We mopperen wat af.
’s Zomers is het te warm, ’s winters te koud. Als het droog is, moet er regen komen. Maar als de regen neerkomt, mocht het ook wel een onsje minder. Na de verkiezingen moest er snel geformeerd worden. Toen dat gebeurde ging het allemaal té snel. En zo is het nooit goed. Zelfs in de kerk zijn er genoeg dankbare onderwerpen om over te klagen.
Nee, kritiek is niet altijd verkeerd, er spreekt vaak betrokkenheid uit. Ook hoeven we niet te bagatelliseren. Je zult maar werkloos zijn… De komende jaren moet iedereen inleveren, dat zullen we gaan voelen. En op immaterieel gebied is er genoeg reden om te vrezen voor de storm die opsteekt. Maar klagen zonder meer is buitengewoon ineffectief. Hooguit lucht het een beetje op. Maar verder kost het veel energie, terwijl de omstandigheden er niets door veranderen.
Een week geleden was het dankdag. Daar was genoeg reden toe. Over een paar maanden is het biddag. Daar is evenveel reden toe. Maar in de agenda van het kerkelijk jaar kom ik geen klaagdag tegen. Laten we het dan vrijmoedig achterwege laten.
Een christen weet het: hier beneden is het niet. Gemopper zou wel eens een symptoom kunnen zijn van een al te aardsgezinde houding. Zolang we hier zijn, tellen we blijmoedig onze zegeningen. Intussen gaan de handen uit de mouwen. En als het tegenzit klagen we, in de binnenkamer. Want de Bijbel heeft niets tegen klagen, er is zelfs een heel Bijbelboek aan gewijd. Maar Jeremia leert ons in zijn Klaagliederen hóé een christen hoort te klagen. Zijn klachten hebben een Adres.