’Doodsteek voor hulp aan joodse oorlogsgetroffenen’
De bezuiniging op de subsidie voor het Joods Maatschappelijk Werk (JMW) betekent de doodsteek voor de hulp aan joodse oorlogsgetroffenen. Dat zei JMW–directeur H. Vuijsje maandag in reactie op de aankondiging van minister Hoogervorst (VWS) dat hij 1,8 miljoen euro gaat korten op de subsidie van het JMW. Dat is ruim de helft van het totale budget van de instelling.
De bezuiniging betreft de subsidie die het JMW als verzuilde instelling jaarlijks voor de algemene afdeling krijgt. Daarnaast krijgt de organisatie nog subsidie voor hulp aan oorlogsgetroffenen. Maar volgens Vuijsje zijn die twee geldstromen nauwelijks te scheiden. „Van onze cliënten behoort 70 tot 80 procent tot de eerste generatie oorlogsgetroffenen. Die helpen we met beide subsidies."
Als het ministerie de bezuiniging inderdaad doorvoert, blijft er van het JMW weinig over, vreest Vuijsje. „Dan houden we een paar maatschappelijk werkers over om 2200 cliënten te helpen. Dat kan natuurlijk niet."
De directeur vermoedt dat de minister niet goed heeft ingeschat hoezeer de hulp aan oorlogsgetroffenen het totale werk van het JMW doordringt. „Ik kan me niet voorstellen dat hij de hulpverlening aan oorlogsgetroffenen zo’n zware slag wil toebrengen."
Vuijsje wees er verder op dat maar liefst 15 procent van de doelgroep gebruik maakt van het JMW. In de algemene hulpverlening is dat volgens hem slechts 2,4 procent.