Clasina over rokken
Lang geleden, toen ik nog maar net kon nadenken, werd ik woedend om een kledingcatalogus waarin een dame met een strakke rok tot op de enkels naast een paard stond. Alsof ze zo, inclusief dat smetteloze bloesje en keurige knotje, op het paard zou stappen. Goed, de kleuren waren des paards –de laarzen waren bruin, en iets in de bloes was mosgroen– maar daarmee hield elke vergelijking met het buitenleven op. Sommige kleding is geschikt voor bruiloften, en andere om te struinen, laten we daar niet omheen draaien.
Vrouwen willen én elegant zijn én sportief, en dat zijn ze natuurlijk ook, maar wat een creativiteit vraagt het om die twee zaken te combineren. Altijd al zo geweest. In 1899 richtte een groep Nederlandse vrouwen de VvVvV op: de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding. In die tijd hadden ze het pas zwaar als ze wilden bewegen: ze zaten gevangen in korsetten die hen dan weer de ene, dan weer de andere kant opduwden (afhankelijk van de mode). Hun taille werd ingesnoerd tot angstaanjagend kleine afmetingen. De VvVvV bepleitte kleding waarin vrouwen konden „lopen, zitten en werken; dat wij ons zonder vreemde hulp kunnen aan- en uitkleden, dat wij onze zakdoek, onze beurs, onze sleutels bij ons kunnen dragen, dat onze japon niet den vloer veegt, dat onze hoeden passen op ons hoofd.”
De strijd is allang gestreden, zou je kunnen zeggen (lees ”Hooggehakt & kortgerokt” van Martine van Rooijen maar eens, zij schetst honderd jaar mode in Nederland). Toch, voor rokkenfans zijn de dilemma’s de wereld nog niet uit. Welke rok is er nu uitermate geschikt om mee te fietsen? Lange strokenrokken wapperen vrolijk langs de spaken en raken erin verstrikt. Kortere, lichte, wijde rokken gaan zeer lichtzinnig fladderen. Nauwsluitender rokken, inclusief een exclusieve voering, zijn niet opgewassen tegen de spanning die tijdens het fietsen op de rok komt te staan. Deze soort is ook te duur om te laten uitscheuren.
In New York vinden ze het sowieso niks. Daar werd een fietsster vorig jaar bijna op de bon geslingerd omdat zij een rokje droeg op de fiets. In Nederland werd wat anders bedacht tegen opwaaiende jurken: van die dingen die je aan een tafelkleed hangt, gewichtjes die je dan aan de rokrand vastmaakt. Maar ja. Wie wil zich nu een tafelkleedje voelen?
We houden vol, met die rokken. Want prachtig zijn ze. En zo elegant, nóú. Maar een daverend applaus van mannen –die nooit last hebben van dit gedoe– zou welkom zijn, in plaats van gezeur als: Wat? Ben jij met de auto? Zó’n klein stukje…
Reageren? clasina@refdag.nl