Binnenland

Tippelzone steeds vaker in de ban

Ooit presenteerde Nederland de tippel­zones als ideale oplossing voor prostitutieoverlast. Uitgangspunt: iedereen op dezelfde locatie, gemakkelijk onder controle te houden. Kritiek was er van meet af aan: faciliteert de overheid hiermee niet wat ze zou moeten bestrijden? Inmiddels gaat de ene zone na de andere dicht.

L. Vogelaar
3 November 2012 12:26Gewijzigd op 15 November 2020 00:04
Foto FBF
Foto FBF

Arnhem, oktober 1991. Tientallen buurtbewoners wandelen door de Prinsenhof, een nauw straatje tussen twee overheidsgebouwen. Het is aangewezen als tijdelijke tippelzone, en daar zijn de omwonenden niet van gediend. Ze gaan er dus elke avond wandelen, gehuld in dikke jassen, warme laarzen aan de voeten.

De omwonenden wisselen elkaar af. Anderen zorgen voor koffie en kroketten. In de omliggende gebouwen worden zo veel mogelijk lichten ontstoken. Daar houden prostituees en hun klanten niet van. De schotten van de afwerkplaatsen die de gemeente heeft geplaatst, zijn vernield. De actie heeft succes; geen prostituee waagt zich in de straat.

Concentratie

Een tippelzone kwam er wel, maar op een andere plaats in de stad. En die wordt afgebouwd, kondigde de gemeente Arnhem eind vorig jaar aan. Het streven is dat de vrouwen die er gebruik van maken, geholpen worden met een bestaan buiten de prostitutie.

De tippelzones kwamen er omdat dat wensbeeld al sinds jaar en dag moeilijk te realiseren is. De meeste gemeenten verbieden straatprostitutie, maar steden waar dat niet haalbaar leek, wezen een straat of gebied aan waar prostituees actief mochten zijn. Het gaat vaak om verslaafden, die voor lagere tarieven werkzaam zijn dan raamprostituees.

Doel van de tippelzones was overlast op andere plaatsen in de stad te voorkomen en voor de veiligheid en gezondheid van de prostituees te zorgen. De zones werden zo veel mogelijk buiten de woongebieden aangewezen, bijvoorbeeld op een bedrijventerrein. Werken der duisternis in een kille om­geving.

Tippelprostitutie is er al van oude tijden. In Den Haag gebeurde het omstreeks 1900 nota bene rond het Binnenhof. De zones waren een nieuwe poging tot regulering.

Afwerkplekken

Den Haag was in 1983 de eerste stad die een zone opende: aan de Waldorpstraat in het Laakkwartier. Rotterdam volgde een jaar later, eerst aan de G. J. de Jonghweg, vanaf 1994 aan de Keileweg.

Achtereenvolgens wezen ook Utrecht, Arnhem, Groningen, Heerlen, Nijmegen en Eindhoven een gebied aan waar tippelprostitutie legaal was. Er werden soms afwerkplekken gemaakt, zodat de prostituees in de zone zouden blijven. Er werden gratis condooms uitgereikt en er was medische en juridische hulp beschikbaar. Op die wijze hoopten gemeenten de hygiëne te verbeteren, de vrouwenhandel en -uitbuiting te kunnen aanpakken en te voorkomen dat minderjarigen of illegalen zich met straat­prostitutie bezighouden.

In andere gedeelten van de stad moest hierdoor de overlast verminderen die ontstond door drugshandel en -gebruik, rondrijdend verkeer, geweld en vervuiling. Daar werd voortaan strenger op gecontroleerd.

Illegalen

En nu gaan ze dicht. Amsterdam sloot zijn tippelzone al in 2003, Rotterdam in 2005, Den Haag in 2006, Eindhoven in 2011, Heerlen volgt op 1 januari 2013 en Arnhem en Nijmegen hanteren een uitsterfbeleid, waarbij geen nieuwe vergunningen meer worden verstrekt.

Alle overheidsplannen ten spijt bleek de situatie in een aantal zones onbeheersbaar te worden. Na de opheffing van het bordeelverbod in 2000 werd het er veel drukker: in de gelegaliseerde bordelen werd strenger gecontroleerd, dus illegalen weken uit naar de tippelzones. In diezelfde periode nam het aantal prostituees toe door de komst van vrouwen uit Oost-Europa die zonder verblijfs­vergunning actief werden. Hun aantal was zo groot dat bijvoorbeeld de tippelzone op de Theemsweg in Amsterdam werd gedomineerd door ille­gale Bulgaarse en Roemeense vrouwen.

Vrouwenhandel, geweld en drugscriminaliteit bleken in de tippelzones niet altijd voor­komen te kunnen worden. En dat alles onder het oog van de overheid.

Daarmee beantwoordden de zones niet aan hun doel. Dan maar beter sluiten, besloot het ene na het andere gemeente­bestuur. Critici stellen echter dat het toezicht door de overheid te wensen overliet. Ze vrezen ook dat de criminele activiteiten zich nu verplaatsen en nog verder uit het zicht raken. De prostituees die niet van plan waren te stoppen, probeerden elders in de stad verder te werken of vertrokken naar een andere plaats. Om dat laatste in te dammen, voerden de gemeenten die hun zone handhaafden een vergunningen­systeem in.

Gemeenschapsgeld

Twee weken geleden kondigde Heerlen de sluiting van zijn tippelzone aan. Het gebied kost de plaatselijke overheid per jaar 350.000 euro aan taxikosten (de vrouwen worden opgehaald en thuisgebracht), onderhoud en beveiliging. Als de gemeente prostitutie van zwaar­verslaafde vrouwen faciliteert met gemeenschapsgeld, treedt ze eigenlijk op als pooier, stelt wethouder P. van Zutphen. De gemeente moet de vrouwen juist helpen „een betere invulling van hun leven” te vinden. Het aantal prostituees in de zone was overigens al afgenomen van 65 tot 8, mede doordat de hulp aan verslaafden is verbeterd.

Alleen Utrecht en Groningen houden hun tippelzone nog in stand. Voorstanders wijzen erop dat met de tippelzones niet ook de prostitutie verdwijnt. Die verplaatst zich, terwijl hulpverleners het contact met de vrouwen kwijtraken.

Over de vraag of de zones eraan bijgedragen hebben dat de leefomstandigheden van de betrokken vrouwen ver­beterden, blijven de meningen verschillen. De steden die stopten, stellen nu dat je door het aanbieden van faciliteiten het tippelen legitimeert. En dat staat op gespannen voet met wat uiteindelijk het overheidsbeleid zou moeten zijn: vrouwen helpen zowel de verslaving als de prostitutie achter zich te laten.


Levenskracht

In Eindhoven werd de tippelzone in maart 2011 opgeheven. Er waren toen nog maar enkele vrouwen actief. Als een van de oorzaken van de afname van het aantal deelnemers werd de riskante leefstijl van de vrouwen genoemd, die voor een aantal van hen de dood tot gevolg heeft gehad. Mogelijke andere oorzaken waren: gevangenschap, tijdelijke opname in verband met een crisissituatie, en verhuizing.

Om de prostituees bij de sluiting te begeleiden, besloot Eindhoven hun het uitstap­programma Levenskracht aan te bieden. Het werd door het Leger des Heils samen met de gemeente, de politie, woningcorporaties, de gezondheidsdienst en de Brabantse instelling voor verslavingszorg Novadic-Kentron opgezet. Dat gebeurde nadat bleek dat er eigenlijk geen alternatieven voor een tippelzone als instrument voor de aanpak van straatprostitutie beschikbaar waren.

Het doel van Levenskracht is de leef­omstandigheden van de straatprostituees te verbeteren en een duurzaam alternatief buiten de prostitutie te bieden. Dat laatste is het grote verschil met de ‘huiskamer’ die in een tippelzone aanwezig is: die gaat uit van acceptatie van prostitutie als beroep, en heeft niet als doel vrouwen uit de prostitutie te halen.

De praktijk is overigens weerbarstig. Slechts een deel van de vrouwen bleek aan het project te willen meedoen. Bij een aantal van hen nam de frequentie van het tippelen af. Ze kregen elk een persoonlijke coach.

Het daadwerkelijk verbeteren van de leefomstandigheden van straatprostituees die geruime tijd verslaafd zijn, bleek veel geduld van de hulpverleners te vergen. Een deel van de vrouwen valt terug in het oude leef­patroon, niet bij machte zich aan de verslaving te ontworstelen. Anderen grijpen de helpende hand echter dankbaar aan om uit hun mensonwaardige levensomstandigheden te komen en met vallen en opstaan aan een nieuwe toekomst te werken.


Senaat houdt behandeling wet prostitutie aan

Naast plaatselijke bestuurders houdt ook de landelijke overheid zich bezig met beleid rond de prostitutiebranche. Deze week besloot de Eerste Kamer de behandeling van het wetsvoorstel ”Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche” aan te houden. Dat gebeurde op verzoek van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), die zich eerst wil bezinnen op de kritiek die de Senaat uitte.

De Eerste Kamer twijfelt niet aan de noodzaak van de aanpak van misstanden in de prostitutiebranche, maar wel aan de effectiviteit van de maatregelen.

Het is de tweede keer dat invoering van de wet in de Senaat stagneert. Eerder wilde de Eerste Kamer meer weten over het opslaan van gegevens en de relatie tussen Opsteltens plan en de mensenrechten.

Het wetsvoorstel bevat een registratieplicht voor prostituees. Daarnaast is er een zogeheten vergewisplicht voor klanten opgenomen. Die houdt in dat de klant bij aanvang van het bezoek telefonisch moet nagaan of de desbetreffende prostituee geregistreerd is. Er komt een landelijke, uniforme vergunningplicht voor prostitutiebedrijven, waarbij gemeenten er overigens voor mogen kiezen geen enkel bedrijf een vergunning te verstrekken. Het wetsvoorstel verhoogt de minimumleeftijd voor prostitutie van 18 naar 21 jaar.

De Eerste Kamer stelde vragen over de bescherming van persoonsgegevens van prostituees en klanten. De vrees werd geuit dat prostituees zich door deze maatregelen zullen terugtrekken in de illegaliteit. Twijfels zijn er ook over het feit dat een ambtenaar een ”vermoeden van gedwongen prostitutie” moet constateren, de geldingsduur van de inschrijving, de financiering van het systeem en de vraag of registratie ertoe bijdraagt dat mensenhandel en gedwongen prostitutie vaker worden opgespoord.

De Senaat ziet wel voordelen van registratie: exploitanten kunnen aantonen dat zij legaal werken, gemeenten hebben een aanknopingspunt voor contact met de prostituees, exploitanten van kwade wil wordt het leven iets moeilijker gemaakt en klanten worden medeverantwoordelijk voor misstanden. Maar verbetert de situatie van de prostituees er werkelijk door? Daar gaat het ministerie eerst nog eens naar kijken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer