Cultuur & boeken

Drs. Harrie de Hullu vraagt aandacht voor het kerkelijk jaar

Te vaak vormen Kerst en Pasen losse hoogtepunten in het kerkelijk jaar, vindt drs. Harrie de Hullu. In zijn boek ”Tijd voor het geheim van Christus” vraagt hij aandacht voor het geheel van het liturgisch jaar, waarbij iedere zondag zijn eigen karakter heeft.

3 November 2012 10:47Gewijzigd op 15 November 2020 00:04
Ds. Harry de Hullu schreef een boek over het kerkelijk jaar. Foto RD, Anton Dommerholt
Ds. Harry de Hullu schreef een boek over het kerkelijk jaar. Foto RD, Anton Dommerholt

Het is bijna vijftien jaar geleden dat ds. A. M. de Hullu (50), toen predikant in Bunschoten, op maandagmorgen na Kerst over straat liep. De kerstbomen lagen bij het grofvuil, de sier­verlichting was weer opgeborgen, iedereen ging over tot de orde van de dag. „Die maandag voelde ik een sterk verlangen om samen met de gemeente te ervaren hoe je het wonder van het kerstfeest kunt vasthouden in het leven van elke dag”, schrijft de Apeldoornse gereformeerd vrijgemaakte predikant, die binnenkort naar Ommen vertrekt. „Het frustreerde me dat Kerst vaak een mooi feest is, dat wekenlang wordt voorbereid, maar op het hoogtepunt ineens over is. Alsof je een deur achter je dichttrekt.”

De predikant, sinds vijf jaar voorzitter van het deputaatschap liturgie en kerkmuziek van zijn kerkverband, ging op zoek naar de wortels van het kerkelijk jaar en stuitte op verrassende dingen. „In de vroege kerk bestond bijvoorbeeld de traditie van de vijftigdagentijd na Pasen. Zo schrijft Tertullianus rond 200 dat de periode van Pasen tot Pinksteren als een tijd van grote vreugde werd gevierd, waarbij zelfs alle dagen als zondagen werden gezien en er niet gewerkt werd. Zo wilde men de vreugde van Pasen vasthouden. Vóór Pasen ontstond in dezelfde periode, bij wijze van voorbereiding, de vastentijd, later aangeduid als veertigdagentijd. Samengenomen krijg je dan een maandenlange cyclus rond het geheim van Christus’ lijden, sterven en opstanding.”

Met Kerst gebeurt iets dergelijks. In het Oosten ontstaat een feest rond de geboorte en verschijning van Jezus op 6 januari (epifanie), terwijl in het Westen 25 december als geboortedag van Christus gevierd gaat worden. In de loop van de vierde eeuw komen beide lijnen bij elkaar: Kerst wordt uitgebreid met de epifaniëntijd, en andersom. Als daar de vastentijd vóór Kerst bij komt (advent), ontstaat eveneens een wekenlange cyclus, nu rond het geheim van Christus’ menswording.

Blijft over het ‘gat’ tussen Pinksteren en advent, de zomer- en herfsttijd. Volgens ds. De Hullu krijgen die zondagen echter vanaf de zesde eeuw ook hun eigen liederen en lezingen, waarbij thema’s als de zendingsopdracht, kerk en Israël en de wederkomst van Christus centraal staan. Daarmee is het liturgisch jaar rond.

In zijn boek pleit ds. De Hullu er nu voor dat gereformeerde kerken dit liturgisch jaar weer gaan volgen, inclusief leesroosters, liederen en gebeden. Het boek bevat veel praktische informatie voor alle zondagen, waarbij vrijelijk wordt geput uit de traditie van het Romeinse missaal en uit wat de Liturgische Beweging in ons land heeft opgeleverd.

Een „eerste gereformeerde liturgiek bij het kerkelijk jaar”, volgens de achterflap.

„Dat heeft de uitgever ervan gemaakt, ja. Dat is een beetje pretentieus. Natuurlijk is er ook vanuit gereformeerde hoek geschreven over het kerkelijk jaar. Maar dan vaak afwijzend of kritisch. In mijn kring publiceerde dr. K. Deddens bijvoorbeeld in 1975 zijn dissertatie over het kerkelijk jaar bij Cyrillus van Jeruzalem in de vierde eeuw. Deddens oordeelt kritisch over het liturgisch jaar, omdat dat volgens hem in de rooms-katholieke traditie tot een soort sacrament is geworden. Zelf denk ik dat je prima de cyclus van het liturgisch jaar kunt vieren, zonder dat je daar sacramentele waarde aan toekent.”

In de Reformatie heeft men nadrukkelijk afstand genomen van het liturgisch jaar.

„Bekend is het standpunt van Calvijn, die niet veel ophad met kerkelijke feestdagen en leesroosters. Hij stelt dat ook de kerkvaders de Bijbelboeken in hun context aan het volk uitlegden. Vandaar zijn gebruik om via de zogenoemde lectio continua hele Bijbelboeken te bepreken. Maar een man als Melanchthon, rechterhand van Luther in Wittenberg, beroept zich eveneens op de kerkvaders als hij pleit voor het vieren van de heilsfeiten. In de lutherse traditie is dan ook het jaarrooster zoals zich dat in Noord-Europa had ontwikkeld, gehandhaafd, weliswaar met aanpassingen als het gaat om heiligendagen.”

De Nederlandse Reformatie sluit juist aan bij Calvijn.

„Als je afgaat op de acta van de verschillende synoden, lijkt het erop dat het middeleeuwse liturgisch jaar werd afgeschaft. Men koos voor de lectio continua, vooral vanuit het Nieuwe Testament. Het gebruik van de perikopen van het kerkelijk jaar werd echter geduld. Vooral in dorpen, maar ook wel in steden werd tot het eind van de 17e eeuw gebruikgemaakt van middel­eeuwse leesroosters en waren er ook uitgaven van de Staten­vertaling met daarin de klassieke perikopen uit de evangeliën en de brieven. Pas in de 19e eeuw wordt het een algemeen gebruik dat de predikant vrij zijn tekst kiest. De aandacht voor het liturgisch jaar verdwijnt, met uitzondering van een paar feestdagen en de lijdenszondagen.”

In een gereformeerde kerkdienst ligt de nadruk op het Woord. Is het omarmen van het liturgisch jaar daarmee te combineren?

„Het is mij goed gelukt. In Bunschoten, toch een van de meest bevindelijke gemeenten binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, ben ik me persoonlijk steeds meer gaan oriënteren op de liturgische kalender. Daar heb ik in de gemeente eigenlijk nooit iets over gehoord. In een gereformeerde kerkdienst zal, meer dan in hoogkerkelijke kringen, nadruk vallen op de prediking. Het gaat om het geheim van Christus. Maar dat is wat mij betreft heel goed te combineren met het volgen van de lezingen en de liederen van het kerkelijk jaar, waarin een rijke en eeuwen­oude traditie is verzameld. Het verbindt ook met christenen wereldwijd. Om een voorbeeld te noemen: vorig jaar viel zondag invocabit, de eerste zondag van de veertigdagentijd, precies na de aardbeving in Japan. Op die zondag klinkt aan het begin van de dienst Psalm 91: „Die in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, zal vernachten in de schaduw van de Almachtige.” Na die ramp zongen christenen over heel de wereld dus dat lied over Gods bescherming. Dat vind ik heel mooi.”

Raak je als predikant niet een stuk vrijheid kwijt?

„Je moet je niet slaafs door het liturgisch jaar laten leiden. Ik wijk echt wel eens af van wat het rooster voorschrijft. En ik houd ook wel eens een serie preken, zoals over Ruth of Jona. Maar in mijn kerkverband is het allang niet meer gebruikelijk dat de predikant pas op woensdag beslist waar hij zondag over preekt. Vaak moet je al een aantal zondagen vooruitkijken. Dan is het juist goed om de spanningsboog van het kerkelijk jaar te overzien; zo komt er meer lijn in de prediking.

Ook voor gemeenteleden is het heilzaam de structuur van het kerkelijk jaar te volgen. De zon- en feestdagen worden aaneengeschakeld en daardoor minder als losse hoogtepunten ervaren. Predikant en gemeente groeien naar mijn mening op deze manier in de be­leving van de eredienst.”


Boekgegevens

”Tijd voor het geheim van Christus. Het liturgisch jaar in de gereformeerde kerkdienst”, Harrie de Hullu; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2012; ISBN 978 90 239 2636 8; 175 blz.; € 21,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer