Kerk Nepal in 60 jaar explosief gegroeid
HELVOIRT – In Nepal woonden zestig jaar geleden nagenoeg geen christenen. Nu zijn het er naar schatting ruim 2 miljoen. De Brit Graham Scott-Brown en het Noorse echtpaar Voreland maakten de explosieve groei van de kerk in Nepal van nabij mee.
In de eerste helft van de twintigste eeuw was Nepal een exclusief hindoeïstisch land. Het vorstenhuis dat in het Himalayaland regeerde, beschouwde het hindoeïsme als grondleggend voor het koninkrijk. Zendingswerk werd niet getolereerd en buitenlanders buiten de deur gehouden.
De grote omslag kwam in 1952. De regering schiep de mogelijkheid voor buitenlanders om als ontwikkelingswerker het land binnen te komen. Vele zendingorganisaties maakten van deze gelegenheid gebruik om zogeheten tentenmakers naar Nepal te sturen. Naar het voorbeeld van de apostel Paulus verbreidden zij naast hun dagelijks werkzaamheden samen met Nepalese christenen het Evangelie.
Sinds die tijd is het christendom in het inmiddels voormalige hindoekoninkrijk explosief gegroeid. Volgens een schatting van dr. Deependra Gautam, kenner van de Nepalese kerk, zijn er momenteel 2 miljoen tot 2,5 miljoen christenen in Nepal.
In het Brabantse Helvoirt vond vrijdag tot zondag de Europese Nepal Conferentie 2012 plaats. Daar werd in het bijzonder stilgestaan bij het zestigjarig bestaan van de christelijke kerk in Nepal. Op de conferentie waren zendelingen uit tal van landen aanwezig die in Nepal werkzaam zijn of waren. Onder hen de Brit Graham Scott-Brown, de Duitser Reinhold Betz en het Noorse echtpaar Asbjorn en Mia Voreland.
Graham Scott-Brown is een van de werkers van het eerste uur. De uit Londen afkomstige Brit volgde zijn medische studie aan de universiteit van Cambridge. Daarna werkte hij als arts in de Engelse hoofdstad. In 1952 gaf hij zijn carrière op om als tentenmaker naar Nepal te gaan, samen met zijn vrouw Margaret.
Scott-Brown weet zich goed te herinneren hoe voorzichtig hij moest manoeuvreren tussen 1952 en 1990, omdat elke vorm van evangelisatie verboden was. „Als een Nepalees tot het christendom overging, kon hij rekenen op een jaar cel. Als hij probeerde anderen te bekeren, stond daar vier tot zes jaar gevangenisstraf op.”
Ook Scott-Brown werd gearresteerd en zat enkele dagen in de cel. Steeds werd hij ondervraagd en onder druk gezet om namen van christenen te geven. Dat weigerde Scott. Uiteindelijk werd hij vrijgelaten: de wet tegen evangelisatie werd niet zo streng gehandhaafd. Als je niet openlijk evangeliseerde, was er meestal niet zoveel aan de hand. De problemen kwamen meestal wanneer agressieve hindoes de autoriteiten tegen de christenen ophitsten.
Het Noorse echtpaar Voreland werd uitgezonden door de Noorse Tibet Zending (later Himal Partner). Omdat de Nepalese regering niet met versnipperde organisaties wilde samenwerken, werd besloten de meeste activiteiten onder de paraplu van United Mission to Nepal (UMN) te laten plaatsvinden.
In 1964 vestigden Asbjorn en Mia Voreland zich in Pokhara. Van 1964 tot 1995 waren zij werkzaam in Nepal als taalleraren via een taalproject. „Wij waren tentenmakers” vertelt Asbjorn. „Ons doel was te evangeliseren, maar wij wilden op geen enkele wijze de regering schofferen en absoluut binnen de grenzen van het wettelijk toegestane werkzaam zijn.”
Dat lukte omdat het echtpaar Voreland eerst zelf beter in het Nepalees moest worden onderwezen. „Aanvankelijk hadden de Nepalezen daar moeite mee, want ten eerste waren wij buitenlanders en ten tweede waren wij ouder. Als echte Aziaten zijn ze uiterst beleefd tegenover gasten, alsook tegen degenen die ouder in leeftijd zijn. Dat moesten wij doorbreken.
Toen wij ons afhankelijk van hen opstelden en hen aanmoedigden ons steeds te corrigeren als wij taalfouten maakten, kwamen zij uiteindelijk los. Juist die mooie open contacten waren een uitstekend middel om het Evangelie te verspreiden, want zij zelf stonden zo open.”
Op soortgelijke wijze gingze steeds te werk, nooit zelf initiatief nemend tot evangeliseren, maar altijd wachtend tot er vragen kwamen. „Die vragen kwamen er, ook bij ons thuis, waar we veel mensen uitnodigden. Dan was er volop gelegenheid tot de verspreiding van het Evangelie.”
Voreland vertelt dat in de tijd dat Nepal een gesloten hindoeïstisch land was, veel Nepalese christenen in het aangrenzende India woonden. Het Nieuwe Testament was toen al in het Nepalees vertaald. Na 1952 werd veel samengewerkt met deze Nepalese christenen. In de loop van de tijd zijn vanuit de zendingsbasis, de Ram Ghatkerk Pokhara, tien scholen in Centraal-Nepal opgericht.
Het echtpaar Voreland behoort tot de Noorse Lutherse Kerk, maar kon uitstekend samenwerken met anderen. „Het was een strikte eis van de Nepalese regering, zij wilde slechts visa verlenen aan twee organisaties, de UMN en de International Nepal Fellowship en stelde de strenge eis dat geen openlijke evangelisatie mocht worden bedreven. Zieltjes winnen, het proselitisme, was strikt verboden. Eigenlijk was dit een voordeel, wij werden als lutheranen volkomen geaccepteerd en konden uitstekend samenwerken met de wat meer evangelische broeders en zusters”, aldus Voreland. Hoewel het echtpaar Voreland inmiddels met emeritaat is, bezoekt het Nepal eens per jaar en hebben zij vanuit Noorwegen verbinding met Nepal via internet en Skype.