De ochtend begon veelbelovend. Na een dag en nacht van hevige gevechten verstomde het geweld. In verscheidene steden gingen betogers de straat op om op redelijk vreedzame wijze te demonstreren tegen het regime van president Bashar al-Assad.

Maar al snel kwamen er berichten over zware gevechten, onder meer rond een militaire basis op de weg tussen hoofdstad Damascus en Aleppo. Deze twee belangrijkste steden van het land vormen al geruime tijd het hevigste strijdtoneel van het oorlogsgeweld tussen troepen van Assad en de rebellen.

In Damascus zelf ontplofte een autobom in de buurt van een kinderspeelplaats en moskee in het zuidelijke stadsdeel Daf al-Shok. Daardoor vielen zeker vijf doden en 32 gewonden.

De staatstelevisie schreef de aanslag toe aan „terroristen”, een term waarmee het regime de opstandelingen aanduidt. Een commandant van het Vrije Syrische Leger (FSA), de grootste rebellengroepering, beschuldigde op zijn beurt het regeringsleger ervan het bestand aan zijn laars te hebben gelapt.

Volgens het Syrische Observatorium voor Mensenrechten, een organisatie die gevoed wordt door informatie van tegenstanders van het regime-Assad, kwamen er vrijdag zeker 47 mensen om door het oorlogsgeweld. Donderdag, aan de vooravond van het bestand, telde de organisatie 135 doden.

Het Syrische leger en de belangrijkste rebellengroeperingen waren een staakt-het-vuren overeengekomen voor het 4-daagse offerfeest Eid al-Adha op voorstel van VN-gezant Lakhdar Brahimi. Beide partijen hadden van tevoren gezegd zich het recht voor te behouden om terug te schieten als de ander het bestand schendt. De radicaalislamitische groepering Ansar al-Islam had gezegd gewoon door te vechten.

Het Syrische leger en de rebellen voeren al sinds maart 2011 een heftige strijd. Daarbij zijn inmiddels tienduizenden burgers gedood. Honderdduizenden Syriërs zijn naar buurlanden gevlucht.