Commentaar: Behoefte aan discussie over echt christelijk onderwijs
De tijd van de ingrijpende onderwijsvernieuwingen lijkt grotendeels voorbij. Vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw gingen achtereenvolgens het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar en hoger beroepsonderwijs op de schop. Reformatorische scholen liepen daarbij bepaald niet achteraan.
Gezagsgetrouw en enthousiast gingen zij met de Haagse inzichten, regels en wetten aan de slag. Gedegen ook. Die aanpak leverde de scholen ooit een compliment op van onderwijsvernieuwer Clan Visser ’t Hooft, architect van het studiehuis. Zij stelde de reformatorische scholen als voorbeeld voor andere scholen.
In de huidige situatie, relatieve rust in het onderwijs, komt een nieuwe tendens naar voren. In het reformatorisch onderwijs klinkt de oproep dat de scholen meer lef moeten tonen om eigen keuzes te maken, om hun profiel scherper neer te zetten, ook al betekent dat roeien tegen de modieuze onderwijsstroom in. Een gezonde ontwikkeling.
Natuurlijk moeten ook reformatorische scholen goed onderwijs geven. Adeldom verplicht. Dat ze daarbij gebruikmaken van nieuwe didactische inzichten en moderne communicatiemiddelen is vanzelfsprekend. De school moet geen wereldvreemd eiland in de samenleving worden. Maar voor reformatorische scholen telt meer dan goed onderwijs. Zij willen hun leerlingen vormen voor het leven: met hoofd, hart en handen. In het besef dat er na dit leven nog een ander leven volgt.
De dagelijkse onderwijspraktijk stelt leraren voor veel vragen. Ze hoeven echter niet steeds zelf het wiel uit te vinden. Grote denkers in het verleden over opvoeding en onderwijs hebben geworsteld met dezelfde vragen. Hun antwoorden en adviezen zijn soms verrassend actueel. Goed om daar kennis van te nemen.
Driestar Educatief vraagt bewust aandacht voor deze grote pedagogen in het verleden door er een boek aan te wijden. Daarmee ambieert de Goudse hogeschool de discussie over goed onderwijs te verdiepen en zich niet eenzijdig te richten op vernieuwing en modieuze trends.
Schoolteams die er bewust voor kiezen een keer een deel van de personeelsvergadering te wijden aan fundamentele bezinning reageren positief. Ze ervaren zo’n gesprek als een verrijking, omdat het over wezenlijke zaken gaat en niet over de zoveelste onderwijsvernieuwing of -verandering.
Reformatorische scholen venten graag uit, net als andere scholen, dat ze de beste blijken te zijn in het jaarlijkse onderzoek van Elsevier, Trouw, de Keuzegids MBO of die van het hbo. Zulke vermeldingen zijn een leuke opsteker voor de school en laten zien dat reformatorische scholen het helemaal niet slecht doen in het totale onderwijsveld.
Voor de scholen zelf echter zou een andere vraag meer waarde moeten hebben: Geven zij werkelijk christelijk onderwijs dat de waan van de dag overstijgt? Onderwijs dat goed is voor nu én later? Daar zijn geen ranglijsten voor. Het vraagt wel om geïnspireerde leraren die hun vak beheersen, maar ook tegen de stroom in durven roeien. Angst voor de inspectie is een slechte reden om het niet te doen.