Visbestanden groeien tegen klippen op
De visserijsector herkent zich niet in het negatieve beeld over de visstand dat het Wereld Natuur Fonds schetst, reageert drs. Pim Visser. Volgens hem groeien de visbestanden in de Noordzee tegen de klippen op.
Het Wereld Natuur Fonds (WNF) kwam de afgelopen week opnieuw met een publicatie waarin het de wereld liet weten dat het visserijbeleid radicaal anders moet. Dat rapport is er een uit een reeks waarin telkens weer, naar eigen zeggen wetenschappelijk onderbouwd, wordt aangedrongen op een radicale omvorming van het visserijbeleid.
De aanbevelingen die het WNF doet, zijn niet nieuw. Sterker nog, ze zijn wat de Noordzee en Oostzee betreft al jaren geldend beleid. En met succes.
De harde en pijnlijke ingrepen –de vangstcapaciteit is met meer dan de helft afgenomen, schepen zijn gesloopt– in de Nederlandse visserijsector van de afgelopen tien jaar hebben hun vruchten afgeworpen. Waarom wordt de maatschappij dan toch telkens maar weer met die alarmerende rapporten geconfronteerd? Waarom wordt willens en wetens de nuancering dat het in Noord-Europa in het algemeen en de Noordzee in het bijzonder, juist goed gaat met visbestanden, gemeden?
Toegegeven, de kabeljauw herstelt zich in de Noordzee maar langzaam. In de Oostzee en in de Barentszzee is de visstand van kabeljauw echter historisch hoog. Het is klaarblijkelijk voor het WNF ook niet interessant om te melden dat het schol- en haringbestand zich op het hoogste niveau in vijftig jaar bevindt. En dat tong in de Noordzee op duurzame wijze wordt bevist.
In het WNF-rapport wordt een gouden toekomst geschilderd als het roer radicaal omgaat. Maar die goede toekomst is er juist ook als het bestaande beleid goed wordt uitgevoerd. Van veranderingen wordt het niet noodzakelijk beter, zeker niet als er volop goede beleidsinstrumenten voorhanden zijn.
Het WNF pleit voor meerjarige beheersplannen. Maar die zijn er. De goede uitvoering stokt omdat het Europese Parlement, de lidstaten en de Europese Commissie in een competentiestrijd verwikkeld zijn. Het beleid deugt, maar de uitvoering is problematisch.
Het WNF-rapport voorspelt een gouden toekomst op basis van aannames. Daarbij geldt: elke voorspelling is zo goed als haar aannames. Het WNF gaat terug naar het verleden en redeneert dan op basis van een rechtlijnige voortzetting van alle zaken. Alsof de olieprijs niet exponentieel gestegen is. Alsof de visprijzen geen tred weten te houden met de inflatie; alsof de arbeidsmarkt ongewijzigd is, alsof er geen financiële crisis is.
Op deze manier devalueert de term ”wetenschappelijk” tot een bedenkelijk niveau. De maatschappij heeft recht op eerlijke en controleerbare voorlichting, populistische oneliners helpen daar niet bij.
Vissers prijzen zich gelukkig dat ze zo veel vis in de zee aantreffen waarvan ze duurzaam mogen oogsten. Ze doen dat, zeker in het herfstige jaargetijde, letterlijk bij nacht en ontij. Vissers hebben bewezen ondernemers te zijn die zich aanpassen aan veranderende omstandigheden. Hun werk verdient het om in het juiste, en niet in een kwaad daglicht gesteld te worden.
De visserijsector en verschillende non-gouvernementele organisaties overleggen komende week over het vernieuwen van het eerder afgesloten maatschappelijk convenant over de Noordzeevisserij. Gezamenlijke en eerlijke publieksvoorlichting is daarin een speerpunt. Me dunkt hebben we daarover wel wat te bespreken.
De auteur is directeur van VisNed, een koepel van regionale producentenorganisaties van kottervissers.