Opinie

Met Spinoza en Boeddha in de kerk

Wie gaat het imago van de kerk redden? De kerk dreigt immers ten onder te gaan? Het aantal leden dat jaarlijks wordt uitgeschreven uit de Protestantse Kerk in Nederland is schrikbarend. In een aantal kleinere kerken valt het misschien nog mee, maar ook daar geven de cijfers vaak reden tot zorg. Kortom, de kerk kan wel iemand gebruiken die haar imago uit het slop trekt.

prof. dr. M. J. de Vries
19 October 2012 16:59Gewijzigd op 14 November 2020 23:49
Foto ANP
Foto ANP

Je kunt je erover verbazen welke suggesties geopperd worden als antwoord op deze vraag. In het blad Woord & Dienst van september werd geopperd dat de kerk met de filosoof Spinoza de weg naar vooral de intellectuele zoekers weer zouden kunnen vinden.

Waarom Spinoza? Wie was dat ook al weer? Spinoza was een zeventiende-eeuwse Nederlandse filosoof van Joodse afkomst. Hij pleitte voor een alternatief beeld van God. In de kerk wordt een beeld van God gegeven als Iemand Die boven onze aardse werkelijkheid staat.

Volgens Spinoza word je van zo’n afstandelijke God niet warm vanbinnen. Daarom ziet hij God liever als Iemand Die niet boven, maar in onze aardse werkelijkheid zit als een soort drijvende kracht. God regeert niet ‘van boven af’, maar ‘van binnenuit’. God bepaalt niet de verzameling van natuurwetten, maar Hij ís die verzameling. Zo wordt God acceptabel voor een intellectueel die zich niet aangesproken voelt door een geheimzinnige boven de werkelijkheid staande God.

Ik moet uit ervaring toegeven: er zit wat in die claim dat intellectuele zoekers daardoor worden aangesproken. Ik heb sinds jaren contact met een wetenschapper uit Schotland die mij als collega waardeert, maar met mijn christen-zijn nooit zo uit de voeten kan. Onlangs vertelde hij me dat hij nu toch wel een brug naar mijn geloof gevonden had, en wel bij Spinoza. Met een God Die niet boven alle dingen staat maar erin zat, kon hij wel leven.

Kort nadat ik de suggestie ‘Spinoza’ in Woord & Dienst gelezen had, kwam ik in een boekje over strijdgeschriften een andere interessante suggestie tegen: Boeddha. Dat is al een oude. In 1903 verscheen een publicatie van 
ds. Louis A. Bähler onder de titel ”Het christelijke barbarendom in Europa”, dat als opschrift droeg ”Boeddhistische zending”. De auteur pleit ervoor het imperialisme dat de westerse christelijke kerk eigen is aan de kant te zetten en de vreedzaamheid van Boeddha ervoor in de plaats te stellen. Dat zal de kerk van haar slechte imago afhelpen en haar positie versterken.

In zijn tijd was niet iedereen in de kerken onverdeeld gelukkig met Bählers suggestie, zoals te verwachten was. Tegenwoordig zou hij meer kans op succes hebben. Boeddha doet het namelijk goed als bron van ‘spiritualiteit’. Boeddha worstelde speciaal met het probleem van het lijden; dat spreekt velen in hem aan. Lijden is tenslotte een probleem van alle tijden.

Spinoza en Boeddha dus als potentiële redders van de kerk. ”Strange bedfellows”, zouden de Engelsen zeggen. Of, in het Nederlands, met een knipoog naar een bekend spreekwoord: „Spinoza en Boeddha op één kussen, en de dominee ligt ertussen.” De duivel hoeft daar zelf niet eens meer tussen te liggen, want die vindt het al lang prachtig dat er binnen de kerk van Christus naar dit soort ‘imago-redders’ gezocht wordt.

Dat het godsbeeld en de worsteling met het lijden Spinoza respectievelijk Boeddha zo herkenbaar maakt, is precies wat hen verhindert om het imago van de kerk te redden. Ik ben ervan overtuigd dat het een vergissing is te denken dat herkenbaarheid belangrijk is wanneer wij vanuit de kerk proberen een brug naar de wereld te slaan. Dat wordt dikwijls wel geroepen, en daarom moet alles in de kerk laagdrempelig zijn en onmiddellijk aanspreken.

Dat zit goed met Spinoza en Boeddha, want in feite staan zij voor een vorm van ietsisme. Het godsbeeld van Spinoza vervaagt God van een persoon tot een soort hogere kracht of macht in de werke­lijkheid. Het boeddhisme kent ook geen persoonlijke god, maar wijst wel naar ‘iets hogers’, waar je zelfs ook deel aan kunt krijgen. Maar een ietsist heeft de kerk niet nodig om ietsist te zijn.

Ik zie dat aan mijn Schotse collega. Hij vindt het een leuk idee dat hij nu iets met mijn geloof gemeenschappelijk heeft, maar het heeft hem geen spat dichter bij de kerk of bij God gebracht. En dankzij Spinoza voelt hij nu ook geen behoefte meer verdere pogingen te ondernemen om te begrijpen wat mij als christen drijft. Het is immers al ‘herkenbaar’ genoeg zo.

Wat het imago van de kerk kan redden, is juist het anders zijn van de kerk. Nee, ik pleit hier niet voor abacadabra in kerkdiensten, maar wel voor het uitkomen voor het feit dat God juist in Zijn ‘gans anders zijn’ zoekende zielen iets kan bieden dat ze niet hebben.

Het moet dan wel iets zijn waarvan ze beseffen dat ze het nodig hebben. Daarom zou het geen kwaad kunnen als de kerk regelmatig helderder communiceert dat het leven zonder God geen enkel perspectief heeft, nu al niet en straks niet.

Als Johannes de Doper in een evangelisatiecommissie zou zitten, zou hij daar nog wel wat ideetjes voor op tafel willen leggen. Die zouden in deze tijd waarschijnlijk echter onmiddellijk van tafel worden geveegd, maar waarom eigenlijk? Niet te gauw zeggen dat hij een eenzijdige boeteprediker was, want hij wees nadrukkelijk op Jezus als het Lam, dat de zonde van de wereld wegneemt.

Jezus Zelf maakte zichzelf evenmin geliefd bij velen uit het volk door te spreken met een ‘harde’ rede. Uiteindelijk was het resultaat van Zijn onderwijs echter een wereldwijde kerk. Misschien zit daar toch meer muziek in dan in Spinoza en Boeddha.

De auteur is bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Technische Universiteit Delft. 
Reageren? goedbekeken@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer