„Met minder visserij blijft er meer vis over”
PIJNACKER – Het Wereld Natuur Fonds (WNF) stelde deze week dat de Europese vissers moeten stoppen met „voortdurende overbevissing”. Alleen bij een duurzamer Europees visserijbeleid, met 15 procent extra vangstbeperkingen in de komende drie jaar, zou de sector weer toekomst krijgen.
Het WNF baseert zich op een in zijn opdracht uitgevoerde studie van bureau Framian uit Pijnacker. Onderzoeker Pavel Salz zette de ontwikkeling van de visvangst en werkgelegenheid tussen 1995 en 2009 op een rij. Beide liepen in die periode gemiddeld 4 procent per jaar terug. Salz rekende vervolgens vier toekomstscenario’s door.
U hebt in uw studie de totale visvangst van EU-vissers –ook in niet-Europese wateren– bij elkaar opgeteld. Wat zegt u over de Nederlandse vloot?
Het WNF heeft mij verzocht om een beperkt aantal EU-lidstaten (Spanje, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Polen, TR) apart te analyseren. Nederland is daar niet bij.
U trekt in uw scenario’s een trend door van de jaren 1995-2009. Maar tussen 2009 en 2012 is er toch best wat veranderd, zoals een fors herstel van de scholstand?
Ik heb gekeken naar het totaal van de Europese visserij in Atlantische wateren. Daarin spelen de voor Nederland belangrijke soorten schol en tong maar een zeer beperkte rol. De Europese TAC (toegestane hoeveelheid te vangen vis, TR) voor schol bijvoorbeeld is dit jaar 79.000 ton, op een totaal van TAC-soorten van 3,8 miljoen ton. Er zijn ook belangrijkere vissoorten die er goed voor staan. Ik heb 118 vissoorten onder de loep genomen. Van veel kleine bestanden zijn te weinig gegevens beschikbaar om een betrouwbare uitspraak te doen over de duurzaamheid ervan. Van 15 soorten kan ik stellen dat het bestand op een duurzaam niveau zit. Die 15 zijn samen goed voor bijna de helft van de totale vangst van gequoteerde vissoorten.
De omvang van de visbestanden wordt toch niet alleen door de visserij bepaald?
Nee, maar de visserijdruk is de enige factor die op korte termijn beleidsmatig te beïnvloeden is. Met minder visserij blijft er meer vis in het water. Mijn studie richt zich op beleidsmatige mogelijkheden op middellange termijn en op een algemeen gemiddelde. Dit was ook de vraagstelling van WNF.
Volgens uw studie zullen –na een extra vangstbeperking– de visvangsten weer toenemen. Waarop baseert u die verwachting?
Ik ga uit van veronderstellingen. De toekomst kan ik niet voorspellen. De biologen stellen veelal dat een bestand duurzaam wordt benut als jaarlijks gemiddeld maximaal 20 procent van de vissen wordt gevangen. Uit mijn berekeningen blijkt dat dit gemiddeld wordt bereikt bij een terugdringing van de huidige vangsten met 15 procent.
Wat vindt u van de inspanningen van de Nederlandse ondernemers om tot een duurzame visserij te komen? De vloot is ingekrompen en er zijn nieuwe technieken ontwikkeld, zoals elektrisch vissen.
De Nederlandse sector maakt vaker een omslag. Denk maar aan de introductie van de boomkor in de jaren zestig, de schaalvergroting in de jaren tachtig en nu juist inkrimping van de vangstcapaciteit en de ontwikkeling van nieuwe vistuigen. Dat laatste is natuurlijk positief, maar ook waarschijnlijk het enige antwoord op de druk vanuit de samenleving en op de hoge olieprijzen. Het opzetten van de kenniskringen –waarin de meest innovatieve bedrijven ideeën uitwisselen– is ook een belangrijke stap geweest. Wat telt is dat er innovatieve ondernemers opstaan die een voorbeeldfunctie vervullen voor de anderen. De problemen blijven voorlopig echter groot. De elektrische visserij is nog niet echt toegestaan. Ik denk dat er meer missiewerk nodig is om de critici te overtuigen en dat er ook beter naar de kritiek moet worden geluisterd om de bezwaren weg te nemen.