Gezondheid

Hoestpoli Zwolle voorziet in behoefte

Als er geen hoestpoli was, zou hij er vandaag nog eentje openen. „De mensen die hier komen, hebben niet zomaar een kuchje. Ze hebben zo veel last van chronische hoest dat hun kwaliteit van leven vergelijkbaar is met die van longkankerpatiënten. Deze groep bieden wij optimale zorg.”

Wim van Hengel

16 October 2012 10:54Gewijzigd op 14 November 2020 23:45
Dr. Jan Willem van den Berg, longarts in de Isala klinieken in Zwolle, op de hoestpoli bij een longfunctieapparaat. Foto Dick Vos
Dr. Jan Willem van den Berg, longarts in de Isala klinieken in Zwolle, op de hoestpoli bij een longfunctieapparaat. Foto Dick Vos

Dr. Jan Willem van den Berg, longarts in de Isala klinieken in Zwolle, wil het maar direct duidelijk gezegd hebben: „Een hoestpoli is geen onzinpoli, zoals critici beweren. We voorzien in een duidelijke behoefte.”

De critici, onder wie Kamerlid Agema van de PVV, stellen dat patiënten met bijvoorbeeld hoestklachten gewoon door de huisarts kunnen worden behandeld en niet naar een medisch specialist in een ziekenhuis hoeven. Agema stelde vorig jaar kritische vragen aan minister Schippers van Volksgezondheid over bijzondere poliklinieken en noemde daarbij met name de hoestpoli. Van den Berg: „Ik heb haar toen uitgenodigd om hier eens te komen kijken, maar daar is ze niet op ingegaan. Jammer.”

De longarts startte in 2004 in de Isala klinieken als eerste in Nederland met een hoestpoli. Inmiddels zijn er vier bijgekomen: in Eindhoven, Delft, Leeuwarden en Nijmegen.

Van de 300 nieuwe patiënten die de Zwolse longarts jaarlijks behandelt, heeft de helft al meer dan zes jaar last van hoestklachten. „Ze hebben door het hoesten last van spier- en buikpijn, soms ook van chronisch urineverlies, ze slapen slecht en vaak ook gescheiden van hun partner. Naar de kerk durven ze niet meer, uitgaan is er niet meer bij. Daardoor raken deze mensen nogal eens sociaal geïsoleerd.”

Van de patiënten komt 80 tot 85 procent uit de regio. „De overigen komen uit het hele land, van Zeeland tot de Waddeneilanden. De meeste patiënten zijn tussen de 60 en de 70 jaar oud en driekwart is vrouw. Vrouwen hebben een lagere hoestdrempel; ze hebben bij het inademen eerder dan mannen last van prikkelende stoffen.”

Met de juiste behandeling van chronische hoest valt volgens Van den Berg veel winst te behalen. „Vooral omdat de levensverwachting van deze mensen niet is afgenomen, wat bij longkankerpatiënten wel het geval is.”

Hoesten is een van de meest voorkomende redenen om naar de huisarts te gaan, aldus Van den Berg. „Gelukkig is binnen een week of zes 95 procent van de mensen ervan af. Als het hoesten langer dan acht weken aanhoudt, gaat het echter zelden meer vanzelf over”, aldus Van den Berg.

Deze patiënten worden door de huisarts meestal doorgestuurd naar een longarts. Die ontvangt hen op de poli longgeneeskunde. Van den Berg vergelijkt zo’n poli met een pan spaghetti. „Alles loopt er door elkaar. Na een kankerpatiënt of iemand met longemfyseem die zuurstof krijgt, staat er ineens een patiënt met chronische hoest voor de neus van de longarts. Met alle respect voor mijn collega’s: de meesten doen deze patiënten er maar een beetje bij. Ze hebben geen ernstige longziekte of een levensbedreigende aandoening. Soms worden ze zelfs gezien als zeurpieten. Gelukkig is er een kentering gaande. Er is een groeiend besef dat chronische hoest niet zomaar een kwaaltje is.”

Deze patiënten vormen een lastige groep, weet Van den Berg uit ervaring. In de helft van de gevallen wijst onderzoek door de longarts niet uit wat de oorzaak is van de hoest. In dat geval ligt het probleem niet in de longen, maar elders (zie kader ”Oorzaken”). Van den Berg: „Dan is verwijzing nodig naar een keel-, neus- en oorarts (kno-arts) of een maag-darm-leverarts (mdl-arts). Zo’n traject leidt vaak tot lang dokteren.”

Van den Berg en zijn Zwolse collega’s kozen daarom in 2004 voor een meer gestroomlijnde aanpak. „We werken sinds die tijd samen in een multidisciplinair team met een kno-arts en een mdl-arts. Als longarts vorm ik het ‘loket’ en selecteer patiënten zo veel mogelijk al aan het begin van het traject. We hebben bovendien als longartsen de taken verdeeld. Ik behandel bijvoorbeeld geen patiënten meer met kanker, maar alleen nog patiënten met chronische hoest, aandoeningen zoals chronische bronchitis en longemfyseem en astma.”

Voordat de patiënten de hoestpoli bezoeken, is er al het nodige voorwerk verricht. Zo krijgen ze vier vragenlijsten toegestuurd. De antwoorden wijzen uit in hoeverre de hoestklachten het dagelijks leven beïnvloeden.

Kort voor het polibezoek wordt er bloed afgenomen, onder meer om te kijken of er sprake is van een allergie. Longfunctietesten moeten duidelijk maken of er eventueel sprake is van astma. Ook worden er röntgenfoto’s gemaakt van hart, longen en de neusbijholtes. Van den Berg: „Als de patiënten dan op de poli komen, hebben we al redelijk zicht op de klachten.”

Tijdens het eerste polibezoek wordt volgens Van den Berg in ruim 80 procent van de gevallen duidelijk wat de oorzaak is van de hoestproblemen. Zo nodig volgen er bepaalde proefbehandelingen met medicijnen. Als mensen daarop goed reageren, betekent dit dat de voorlopige diagnose juist is. Als er aanleiding toe is, volgt nog verdere diagnostiek in de vorm van een CT-scan van longen en neusbijholtes en eventueel een maagzuurmeting.

Van den Berg: „Een halfjaar na het eerste polibezoek ervaart 75 tot 80 procent van de patiënten dankzij de ingezette behandeling een belangrijke afname van de hoestklachten.”

Dat bezoekers zeer tevreden zijn met de gang van zaken op de Zwolse hoestpoli, blijkt uit de website www.zorgkaartnederland.nl. Deze site vermeldt waarderingscijfers en reacties van patiënten nadat de naam van Van den Berg is ingevuld. De hoge cijfers moeten de longarts uit Isala ongetwijfeld een goed gevoel geven.


Oorzaken van chronische kuch

Chronische hoest is geen simpele kwaal. Er zijn grofweg vier oorzaken voor. Longarts Van den Berg noemt allereerst een chronische ontsteking van de neusbijholtes (sinusitis). „Er loopt in dat geval altijd wat slijm richting de luchtpijp. Dat leidt op den duur tot irritatie van de slijmvliezen en een hoestprikkel.”

Gevoelige slijmvliezen van de luchtwegen kunnen ook een oorzaak zijn. Dat probleem speelt bij patiënten met een astmatische of een allergische aanleg.

Een derde oorzaak is terugstromend maagzuur in de slokdarm. Uitlopers van een belangrijke zenuw (nervus vagus) in de wand van de slokdarm kunnen daardoor geïrriteerd raken. Deze zenuw heeft ook takken die naar de luchtpijp lopen. Overprikkeling kan op den duur leiden tot chronisch hoesten. Dat is zelfs mogelijk als patiënten maagzuurremmers slikken, aldus Van den Berg. „Bij een klein aantal patiënten werken die onvoldoende.”

Ten slotte kan gebruik van bepaalde medicijnen chronische hoest veroorzaken. Dat geldt bijvoorbeeld voor de zogeheten ACE-remmers, zoals lisinopril, die veel hart- en vaatpatiënten slikken. Een op de tien gebruikers krijgt daardoor last van chronische hoest als bijwerking. Van den Berg: „Huisartsen weten dat en adviseren dan twee weken te stoppen om te zien of de hoest verdwijnt. Maar dat is te kort. Een periode van vier tot zes weken is nodig om te kunnen vaststellen of deze medicijnen de oorzaak zijn van het hoestprobleem.”

Dit is het tweede deel in een twee­wekelijkse serie over bijzondere poliklinieken.


www.isala.nl/patient/afdelingen/longgeneeskunde/poliklinieken/hoestpoli/Pages/default.aspx

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer