„Refozuil in hedendaagse samenleving wel degelijk van waarde”
Mede door het boek ”Up to date gereformeerd” van de Kamper godsdienstdocent Schouls is de discussie over de voors en tegens van de refozuil opnieuw opgelaaid. Onverwacht komt die discussie niet, al is ze alles bij elkaar genomen wel opmerkelijk.
De verzuiling is in Nederland altijd al omstreden geweest. De vrijzinnigen zagen er nooit wat in. Na 1945 koos de hervormde middenorthodoxie duidelijk voor de doorbraak. Enkele decennia later gingen de rooms-katholieken en de moderne gereformeerden overstag. Zijn nu de refo’s aan de beurt? Natuurlijk is de situatie nooit helemaal vergelijkbaar, maar die ontwikkeling geeft wel te denken.
Soms worden discussies over het einde van de refozuil ingegeven door het argument dat de tijd van de verzuiling in Nederland voorbij is. De positie van de christelijke partijen is aanzienlijk verzwakt en wellicht zal het nieuwe kabinet (of anders het daaropvolgende) drastisch ingrijpen in de vrijheid van onderwijs. Wat dat betreft is er inderdaad reden tot zorg.
Maar de refozuil is natuurlijk veel meer dan het reformatorisch onderwijs alleen. Er zijn allerlei reformatorische verenigingen en instellingen die niet van overheidssubsidie of overheidstoestemming afhankelijk zijn. Van het RD tot de Reformatorische Vereniging van Ongewild Kinderloze Echtparen. En ook in landen waar de overheid het christelijk onderwijs niet (volledig) subsidieert, bestaan er christelijke scholen. Uiteraard moet je er dan wel wat voor overhebben.
Radicale breuk
Anderen zijn van mening dat heel die refozuil nergens voor nodig is, of zelfs averechts werkt. Die leidt maar tot een sociaal isolement dat de getuigende taak van de christen in deze wereld bemoeilijkt.
Dat is een standpunt dat uiteraard bespreekbaar is, maar in ieder geval moet men daarbij wel bedenken dat die positiekeuze een radicale breuk betekent met de gereformeerde traditie van minstens honderd jaar (zo niet langer). Waarom kiest men thans voor een heel andere lijn?
Daarbij is het van belang om de discussie helder te houden. Steeds moet goed duidelijk zijn waar we het eigenlijk over hebben. Waar zijn we het over eens, en waar scheiden de wegen? En hoe komt het dat we op dat punt gescheiden wegen gaan?
Overigens is het beeld van de zuil niet zo adequaat om het geheel van reformatorische organisaties en verbanden te beschrijven. Dat beeld is geïntroduceerd aan het eind van de jaren dertig van de vorige eeuw. De Nederlandse samenleving werd toen geschraagd door vier zuilen: de rooms-katholieke, de protestantse, de socialistische en de algemene of liberale zuil. Dat patroon is inmiddels radicaal doorbroken.
Waar het nu om gaat, is de waarde van het conglomeraat van instellingen, verenigingen en bedrijven met een reformatorische of bevindelijk gereformeerde identiteit. Met elkaar vormen die een netwerk dat ook zijn informele tegenhanger heeft. Reformatorische mensen hebben hun vrienden en kennissen veelal in reformatorische kring. Daar zoeken ze ook hun huwelijkspartner.
Waarom kiezen mensen daarvoor? Waarom komt dat soort identiteitsgebonden verbanden tot stand? De Nijmeegse hoogleraar Thurlings heeft daarvoor een eenvoudig model ontworpen, dat nog steeds relevant is.
Specifieke identiteit
Het ene gezichtspunt betreft de specifieke identiteit. Wanneer mensen vinden dat zij zich duidelijk van anderen onderscheiden, zal dat ook z’n consequenties hebben voor de verbanden waarin zij zich begeven of juist niet begeven. Naarmate de afstand tot de rest van de samenleving groter is, zal men eerder behoefte hebben aan eigen verenigingen en organisaties.
In reformatorische kring heeft men inderdaad andere opvattingen (althans op een aantal punten) dan daarbuiten gangbaar is en dat maakt het vaak moeilijk c.q. onmogelijk om samen te werken en samen te gaan. Een vereniging veronderstelt immers dat je het op bepaalde punten met elkaar eens bent. Hoe denk je over de invulling van het onderwijs en hoe over de politiek? Hoe ga je om met de zondag?
Nu is daarbij altijd wel wat te plooien en te schikken, maar op een gegeven moment houdt dat op. Althans, als je strikte regels hanteert en een nauw geweten hebt. Dan moet je tot de conclusie komen dat je ”om des gewetens wil” niet meer in bepaalde verbanden kunt participeren. Dan gaat het bijvoorbeeld steeds meer bezwaren oproepen om je kinderen naar een bepaalde school te sturen, ook al draagt die de naam christelijk.
Geen wonder dat men dan (waar dat maar mogelijk is) zoekt om tot eigen verbanden te komen, waar men zich thuis kan voelen. Verbanden waarin het Woord van God gezaghebbend is voor het doen en laten. In zekere zin is er niets normalers dan dat. Zo behoort het immers te zijn.
Is een jongere generatie minder overtuigd van de waarde van die specifieke identiteit, dan komt natuurlijk ook de vraag naar nut en noodzaak van die eigen verbanden (van de refozuil) ter discussie te staan. Als men de verschillen met anderen beperkt en overbrugbaar acht, zal men er minder bezwaar in zien om zich aan te sluiten bij algemene of breed christelijke verbanden. Waarom apart als het ook samen kan? Wie weet kan men daar een zekere invloed ten goede uitoefenen. Het verschil met de anderen is immers niet zo groot.
Externe bedreigingen
Het andere gezichtspunt dat in de verzuilingsdiscussie een rol speelt, is in hoeverre men de buitenwereld als een bedreiging ervaart. Ziet men dat inderdaad zo, dan zal men de afscherming die de verzuiling meebrengt positief waarderen. Uiteraard is dat sociale isolement maar beperkt, maar daarmee toch wel relevant. De oude volkswijsheid ”Waar je mee omgaat, word je mee besmet”, geldt immers nog steeds.
In het algemeen kun je zeggen dat er van de brede samenleving een zekere assimilatiedruk uitgaat op minderheidsgroepen. Zo ze zich na verloop van tijd al niet drastisch aanpassen aan wat daar gangbaar is, dan nemen ze er toch al gauw het een en ander van over. Zowel qua opvattingen als qua gedrag.
Zo heeft onze geseculariseerde samenleving onmiskenbaar een grote aantrekkingskracht, ook op de gereformeerde gezindte. Niet alleen op jongeren, maar ook op ouderen. Van belang is in dit verband hoe men de eigen weerbaarheid taxeert. Voelt men zich tamelijk goed opgewassen tegen deze verleidingen, of is men daar beducht voor?
In evangelische kring is men meer overtuigd van de kracht van het eigen geloof dan dat onder bevindelijk gereformeerden het geval is. Daar beseft men meer dat de vijand ook in het eigen hart zit en dat men van zichzelf zo zwak is dat men niet één ogenblik staande kan blijven. Bovendien is het niet alles Israël wat Israël genoemd wordt. Het ware geloof is in de kerk geen vanzelfsprekendheid. Geen wonder dat gereformeerden vanouds beducht zijn voor al te intensieve contacten met de buitenwereld en kozen voor eigen scholen, verenigingen en organisaties.
Zoutend zout
Maar is het niet de roeping van een christen om in deze wereld de Bijbelse boodschap uit te dragen? Om een zoutend zout te zijn? Die roeping is er zeker. Toch is het opmerkelijk op welke manier velen hier met de gelijkenis van het zout op de loop gaan. Gemakkelijk worden daaruit conclusies getrokken in de trant van: het zout moet niet samenklonteren in de zuil.
In die gelijkenis ligt het accent echter op wat anders. De nadruk ligt op het gevaar dat het zout zijn kracht verliest en smakeloos wordt. Dan deugt het nergens meer toe. In alle drie de Evangeliën waar deze gelijkenis verhaald wordt, is dit de strekking. Dat is een waarschuwing waar wij niet aan voorbij mogen gaan.
„Bewaar en vermeerder Uw kerk”, zo legt de Heidelbergse Catechismus de tweede bede van het Onze Vader uit. De bede om bewaring staat daarbij voorop. Als kerk en kerkleden niet bewaard worden bij de zuivere leer en een Bijbelse levenswandel, hebben immers allerlei missionaire activiteiten geen zin meer.
Bovendien hebben identiteitsorganisaties in de maatschappij ook een presentatiefunctie. Minderheden presenteren zich daarmee in het publieke debat. Dat geldt voor de SGP en het RD, voor de RMU en andere zuilorganisaties. Dat is waardevol naast allerlei informele contacten met de buitenwereld.
Tijdgeest
Toch is het te verwachten dat de komende jaren de kritiek op de reformatorische zuil sterker zal worden. Dat hangt onder meer samen met het individualistische levensklimaat. Mensen willen niet in hokjes worden ingedeeld. Zij beschouwen zichzelf algauw als unieke persoonlijkheden. Ook al behoren ze dan tot een bepaald kerkverband, ze zullen zelf wel uitmaken waarop ze stemmen en waar ze zich verder bij aansluiten en hoe ze hun geloofsovertuiging naar buiten laten blijken.
De secularisatie komt ook tot uitdrukking in een beperking van de reikwijdte van de godsdienst. Minder dan vroeger stempelt godsdienst het totale leven van mensen. De verzuiling berustte vanouds op een bepaald consequentiedenken. Op alle terreinen des levens wilde men voor zijn beginsel uitkomen.
Er is ook sprake van een postmoderne fragmentarisering van het leven. Mensen kiezen op zondag voor dit en op maandag of zaterdag voor wat anders. Of dat nu echt bij elkaar aansluit, is van minder belang. Men schakelt gemakkelijk van het ene gedachtegoed naar het andere en voelt zich daar goed bij. En dat betekent veelal: einde discussie.
Onmiskenbaar is er ook in de gereformeerde gezindte sprake van een confessioneel relativisme. De binding aan de gereformeerde leer en de gereformeerde belijdenis heeft bij velen niet zo veel betekenis meer. Dat leidt ook buiten de kerk tot een andere opstelling. Wat moeten we met allerlei organisaties op gereformeerde grondslag? Dat is toch wel erg bekrompen en benauwd allemaal. Er zijn toch tal van christenen die er anders over denken, en die we niet mogen uitsluiten? In de aversie tegen de refozuil manifesteert zich veelal een vervreemding zo niet afkeer van de bevindelijk gereformeerde leer en levensstijl.
Uiteraard moeten we de betekenis van reformatorische organisaties en verbanden niet overschatten. Maar in de hedendaagse samenleving hebben zij wel hun waarde. Het argument dat de christenheid het in de eerste eeuwen zonder deed, is niet erg ter zake. De maatschappij zat toen heel anders in elkaar.
Onmiskenbaar is de gezindte door de snelle opkomst van de moderne media (verder) opengebroken. De negatieve effecten daarvan gaan zich steeds meer aftekenen. Maar dat is geen reden om die verbanden die nog enigszins een beschermende functie hebben nu ook maar te slopen. De meeste zijn nog steeds zinvol, al geldt dat zo de Heere de stad niet bewaart, de wachter tevergeefs waakt.