Messiascomplex
„U hebt een Messiascomplex”, sprak de psycholoog op bezorgde toon. De predikant tegenover hem veerde geschrokken op. Hij herhaalde: „...een Messiascomplex…” en zag de ander vragend aan.
Deze ging er nog eens extra goed voor zitten en legde geduldig uit. „U denkt onmisbaar te zijn. Dit moest dus een keer fout gaan. Het verwondert me dat u het zo lang hebt volgehouden.”
De dominee mompelde nog snel iets van 31 jaar en dat het altijd goed was gegaan, maar dat was alleen genade. Vijf gemeenten had hij mogen dienen. De laatste jaren werden echter zwaar. Steeds zwaarder, totdat het niet langer ging. Hij dacht zelf aan een midlifecrisis, maar zijn huisarts vreesde totale uitputting. Gevolg van roofbouw. Zo was hij in de spreekkamer van de psycholoog terechtgekomen.
„Echt, dominee”, herhaalde deze op gedecideerde toon, „een Messiascomplex.”
De predikant vond dit een onprettig woord. Hij kleurde er zelfs lichtelijk van. Het klonk hem enigermate godslasterlijk, maar bescheidenheid en onzekerheid verhinderden hem dit gevoelen te benoemen.
„De kwestie is, dominee”, zo ging zijn behandelaar verder, „dat u niet kunt delegeren en alle touwtjes krampachtig zelf in handen houdt. U vertelde mij van werkweken van gemiddeld zestig à zeventig uur. Zes catechisaties neemt u voor uw rekening plus een belijdenisgroep. U leidt steevast twee kerkdiensten per zondag. Vaak ook nog in uw eigen gemeente. Alsof er geen kandidaten en emeriti zijn die reikhalzend uitzien naar een preekbeurt.”
Dominee zat er inmiddels bij als een schurk die op heterdaad betrapt was bij de zoveelste ramkraak. Het gaf de psycholoog alle ruimte om zijn requisitoir voort te zetten. „Twee, drie begrafenissen in een week, een trouwdienst, een ouderenmiddag…” Opnieuw schudde hij meewarig het hoofd, schoof vervolgens nog wat dichter op dominee aan en vroeg op een wijze waaruit oprecht medelijden sprak: „Vertelt u mij toch eens rustig van wie u dit alles moet”, alsof hij dat niet reeds van overlang wist.
De man in de andere stoel ondernam enkele pogingen, maar had zich die moeite evenzogoed kunnen besparen. De psycholoog zette nu een bijzonder ernstig gezicht op en vertelde omstandig over opvoeding, omgevingsfactoren en scheefgroei. Het kwaad had jarenlang ongehinderd kunnen voortwoekeren. Innerlijke onzekerheid zocht compensatie in perfectionisme en ”please-gedrag”. „Ten diepste speelt hoogmoed u parten”, zo besloot de hulpverlener, om er met een diepe zucht aan toe te voegen: „Was u maar eerder gekomen.” Toen wist zijn cliënt het zeker: „Een hopeloos geval.”