Grijs oorlogsverleden van Kamper handelaar
KAMPEN – Terwijl de top van de SD aan de voorzijde van het bedrijfspand van Siebrand in Kampen het ene glas na het andere leegdronk, werkte achter in het pand het Overijsselse verzet koortsachtig aan plannen om het de Duitsers moeilijk te maken. In het boek ”De zaak Siebrand” wordt de omstreden dubbelrol van een van ’s lands grootste wijnhandelaren uit de doeken gedaan.
Was Jan Willem Siebrand (1899-1970) ”goed” of ”fout” in de Tweede Wereldoorlog? Het definitieve antwoord is tot op de dag van vandaag onbeantwoord gebleven. „Dit boek is geen pleitnota voor Siebrand. Wil je een oordeel over de man vellen, dan moet dat op basis van de feiten”, zegt oud-journalist en schrijver Henk de Koning.
De wijze waarop de Grafhorster dorpsjongen zijn imperium opbouwde, heeft trekken van een ”American dream”. Na het zinken van het Amerikaanse stoomschip West Aleta in februari 1920 in een storm bij Terschelling spoelden er op het eiland honderden houten vaten wijn aan. Siebrand besloot zijn spaargeld aan te spreken, kocht een vat, tapte flessen vol en ging daarmee langs de deuren.
Tegen de tijd dat de oorlog uitbrak, was Siebrand een van de grootste wijnhandelaren van Nederland. De Duitse bezetter wist zijn drankvoorraad snel te vinden. Er werden feesten gehouden waarop de top van de SD aanwezig was. Siebrand werd geregeld op jacht gezien met de hoogste SS-chef in Nederland, Hanns Rauter. Het is dit beeld dat beklijfde na de oorlog, toen Siebrand werd opgepakt. „Siebrand had een snoepwinkel van alcohol. De Duitsers waren ”gezellige innemers” en kwamen daar al snel op af”, zegt De Koning.
Dit viel ook het verzet op, en met name Bert Knipmeijer. Vanuit een kantoor aan de Kamper Molenstraat van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders was hij medeverantwoordelijk voor de inzet van landarbeiders in de polders.
Hij wist echter, gebruikmakend van zijn functie, vele duizenden illegalen in de polderarbeid onder te brengen. Bij zijn werk had hij een man als Siebrand nodig. Grote droppings van wapens door de geallieerden liepen via Knipmeijer, dus liet hij de Grafhorster zakenman grondig onderzoeken.
Ook wist Knipmeijer dat hij de Duitsers moest paaien met drank om voor elkaar te krijgen dat ze afzagen van deportatie. „Siebrand dacht in belangrijke mate aan zijn onderneming en aan de mannen die daar de kosten verdienden. Als hij dat kon combineren met het werk voor het verzet, was dat natuurlijk fantastisch.”
Zo kwam het dat slechts een gang in de Ebbingestraat de top van de SD scheidde van de Overijsselse verzetsbeweging. „Speciaal voor de drinkende top van de bezetter was er een Wehrmachttelefoon in het gebouw aangesloten. Ook tijdens het pimpelen moest de top bereikbaar blijven. Siebrand was zo brutaal om deze telefoon te laten gebruiken door het verzet.”
Knipmeijer zou zo, met actieve hulp van een van de grootste wijnhandelaren uit het land, 20.000 Nederlanders uit handen van de Duitsers hebben gered. Zijn verzetswerk onttrok zich echter aan de waarneming van de meeste Kampenaren. Bovendien had Siebrand te maken met een aantal felle tegenstanders, onder anderen de in Kampen werkzame internist Johan Kolff. „Kolff wist niet hoe sterk de banden van het verzet met de handelaar waren.”
De internist schreef zelfs een verklaring waarin hij uit de doeken deed hoe hij met anderen een aanslag op Siebrands leven beraamd had. Uit vrees voor represailles door de Duitsers is het er nooit van gekomen. De drankenhandelaar had het nadeel dat zijn grootste voorstander, Knipmeijer, toen te veel vertrouwde op de rechtspraak. „De rechtspleging van vóór 1940 was totaal niet berekend op de situatie na de oorlog.”
Tot een rechtszaak kwam het nooit. Het bijzonder gerechtshof in Arnhem besloot dat een straf „niet gerechtvaardigd was” en gelastte zijn vrijlating. Siebrand zelf zweeg na de oorlog over zijn zaak, slechts verbolgen over het feit dat een koninklijke onderscheiding er nooit in zou zitten.
De almaar stijgende omzet van zijn bedrijf stond voortaan centraal. De Koning: „Siebrand luisterde na de oorlog alleen nog maar naar het gerinkel van zijn flessen.”