Sympathiek pleidooi voor evolutie
Evolutie staat helemaal niet haaks op het idee van de schepping. Dat betoogt emeritus hoogleraar biologie Renato Massa in zijn boek ”Evolutie”. Creationisten zullen het nog met hem eens zijn ook. Althans tot op zekere hoogte.
Zo bot als de Britse evolutiebioloog Richard Dawkins komt Massa niet uit de hoek. Uit zijn pen vloeien geen boude stellingen als: „Evolutie is een feit.” De Italiaanse prof pakt het veel sympathieker aan. Hij neemt zijn lezer als het ware bij de hand op reis door de fascinerende wereld van de biologie. En passant komt onvermijdelijk de evolutietheorie ter sprake. De manier waarop Massa dat inkleedt, doet soms bijna vergeten dat het boek over evolutie gaat. Die denklijn zit er echter wel degelijk doorheen verweven.
De auteur is aanvankelijk tamelijk mild in de richting van Bijbelgetrouwe christenen. „In werkelijkheid staat het idee van de schepping helemaal niet zo haaks op dat van de evolutie, zoals dikwijls ten onrechte wordt gemeend”, schrijft Massa. En daarin heeft hij gelijk: over het grootste deel van zijn boek zullen Bijbelgetrouwe christenwetenschappers –gewoonlijk creationisten genoemd– niet vallen.
Conservatief
Ook zij schrijven variatie binnen diergroepen toe aan natuurlijke selectie. Charles Darwin was een van de eersten die het principe van natuurlijke selectie onder woorden brachten. Het was zijn ontdekking dat de verschillen tussen de vinken op de Galapagoseilanden waren ontstaan door de verschillen in voedselaanbod. Verder wijst de auteur erop dat het fokken met dieren veel wetenschappelijke inzichten heeft opgeleverd in de mechanismen waarop variatie binnen een genenpool –van bijvoorbeeld paard- of hondachtigen– ontstaat. Dit verschijnsel noemt de Italiaanse emeritus hoogleraar micro-evolutie, in navolging van de Amerikaans-Russische evolutiebioloog Theodozius Dobzhansky.
Binnen een genenpool kunnen zich door natuurlijke selectie ook nieuwe soorten vormen, vervolgt Massa. Een nieuwe soort is ontstaan wanneer individuen binnen een bepaalde genenpool bijvoorbeeld geen vruchtbare nakomelingen meer kunnen krijgen. Zo zijn een paard en een ezel aparte soorten geworden binnen dezelfde genenpool: ze kunnen samen geen vruchtbare nakomelingen krijgen. Een creationist noemt dat micro-evolutie, maar de Italiaanse prof typeert dat als macro-evolutie.
Een Babylonische spraakverwarring is het gevolg. Met andere evolutiebiologen vult Massa het begrip macro-evolutie kennelijk breder in dan creationisten. Zo gebruikt hij bijvoorbeeld soortvorming onder Afrikaanse papegaaien als bewijs voor ‘zijn’ macro-evolutie. Zodoende kan de evolutionist vanuit zijn optiek vervolgens wel –terecht– beweren dat zowel micro- als macro-evolutie wetenschappelijk aangetoond is.
Daarop zet Massa ten slotte de laatste stap in de evolutiegedachte, en breidt macro-evolutie moeiteloos uit naar de evolutie van de eerste cel tot de huidige biodiversiteit met de bijbehorende tijdlijn van miljoenen jaren. Een argeloze lezer vangt hij op deze manier gemakkelijk in een ‘evolutiefuik’. Creationisten zullen deze stap echter niet meemaken.
Zij zullen erop wijzen dat evolutie een conservatief proces is waarbij de grenzen van de genenpool –door hen baramin genoemd– niet worden overschreden. Dat bleek onder meer uit het vinkenonderzoek van het biologenechtpaar Grant. Een wolfachtige kan zo wel de voorouder zijn van een pekinees (zelfde genenpool), maar bijvoorbeeld niet van een walvis (andere genenpool).
Vruchteloos
Massa wijst echter op gelijkenissen tussen de botten van voorpoten van dieren uit verschillende genenpolen, op gelijkenissen in het gedrag en de ontwikkeling van embryo’s van dieren. Er is echter geen enkel moleculair mechanisme aangetoond dat aannemelijk maakt dat dit bewijzen zouden zijn voor evolutie van ‘cel naar celbioloog’. De Italiaan noemt zo’n mechanisme dan ook niet, maar levert vooral beschrijvende verhalen waaruit de lezer vervolgens de conclusie zou moeten trekken: „Zie je wel, evolutie klopt.”
Daarbij lijkt hij er onvoldoende oog voor te hebben dat de evolutie van ‘cel naar celbioloog’ een „speculatieve extrapolatie is vanuit het heden”, zoals de Amerikaanse moleculair-bioloog dr. Stephen C. Meyer dat omschreef in zijn boek ”Explore Evolution”. Waarom zouden waarnemingen in het heden een verklaring moeten zijn voor gebeurtenissen in het verleden? Alles hangt hier af van vooronderstellingen. De evolutionist moet als het ware een puzzel reconstrueren zonder voorbeeld. Zijn vooronderstellingen –de bril waarmee hij naar de ‘puzzelstukjes’ kijkt– zijn dan heel bepalend voor zijn theorie.
De bril waarmee een evolutionist naar het verleden kijkt, is een totaal andere dan die waarmee een creationist dat doet. Waar de laatste de wereld om zich heen beschouwt als schepping van God volgens Genesis 1, zal een evolutionist uitgaan van andere, filosofische opvattingen, waaronder het actualiteitsprincipe (zoals processen in het heden gaan, gingen ze in het verleden ook), het naturalisme (voor alles is een natuurlijke verklaring mogelijk), en het sciëntisme (alleen de wetenschap is een betrouwbare bron van kennis). Zolang die vooronderstellingen niet in de discussie worden betrokken, zal elk debat tussen beide visies vruchteloos blijken.
Mythe
Hoewel Massa zijn zaakjes goed op orde lijkt te hebben, verliest hij echter soms de wetenschappelijke zorgvuldigheid uit het oog. Dat is bijvoorbeeld het geval waar de auteur de christelijke visie op het ontstaan van de wereld verwoordt. Zo veegt hij de „joods-christelijke scheppingsmythe” op één hoop met „de vele mythen in de verschillende menselijke culturen.”
Het doet kennelijk niet ter zake dat de Bijbel de oorsprongsvragen –zij het summier– veel consistenter beantwoordt dan de mythes. Bovendien hebben wetenschappers als de Amerikaan dr. Floyd Nolen Jones erop gewezen dat de Bijbel het enige religieuze boek is dat ook een wetenschappelijk-analytische benadering toelaat, en niet alleen een religieuze, filosofische of culturele, zoals Massa veronderstelt.
Verder kunnen lezers niet blindvaren op de juistheid van alle geponeerde feiten. De auteur beschrijft bijvoorbeeld dat de schepping van de wereld zou hebben plaatsgehad „om 9 uur ’s ochtends op 23 oktober 4004 v. Chr., zoals professor John Lightfoot, rector van de universiteit van Cambridge, aan het begin van de 19e eeuw met kracht beweerde op grond van zijn Bijbelstudies.”
In die zin maakt de hoogleraar drie keer een uitglijder. Allereerst was Lightfoot (1602-1675) aan het begin van de 19e eeuw allang overleden; verder had niet Lightfoot, maar de anglicaanse aartsbisschop James Ussher een dergelijke uitspraak gedaan in zijn boek ”Annals of the World”; en ten slotte is Ussher foutief geciteerd: in zijn werk heeft hij het niet over 9.00 uur ’s ochtends.
Embryo
Opmerkelijk is overigens dat Massa een lans breekt voor de recapitulatietheorie van de Duitse bioloog Ernst Haeckel. Deze theorie veronderstelt dat dieren in hun embryonale stadium hun evolutiegeschiedenis overdoen. Zo wordt een menselijk embryo op een gegeven moment een vis compleet met kieuwspleten, vervolgens een salamander, een reptiel, een varken, enzovoort.
Deze theorie is in 1868 als frauduleus ontmaskerd, maar duikt keer op keer op. Embryologen zijn bovendien allang van de benaming kieuwspleet afgestapt, maar noemen die farynxboog. Dergelijke slordigheden passen een hoogleraar niet, maar ze geven wel aan uit welke hoek de wind waait.
Het rijk geïllustreerde boek ”Evolutie” is een prima informatiebron voor wie op de hoogte wil blijven van de voortschrijdende inzichten binnen de evolutiewetenschappen. Ze zijn in dit geval beschreven door een kenner bij uitstek, al laat ook hij her en der wel eens een steek vallen.
Boekgegevens
Evolutie. De fascinerende ontwikkeling van het leven op aarde, Renato Massa;
uitg. Veen Magazines, Diemen, 2012; ISBN 9789085711230; 256 blz.; € 42,50.