Commentaar: Niet stoppen met preken
De preek staat weer volop in de belangstelling. Nieuwe onderzoeken zouden aantonen dat veel predikanten met hun preken niet weten aan te sluiten bij de belevingswereld van kerkgangers.
In het dagblad Trouw kwam Gerard Dekker, emeritus hoogleraar godsdienstsociologie aan de VU in Amsterdam, als reactie op dit en dergelijke onderzoeken met een tegendraadse stelling. Volgens hem heeft de preek z’n tijd gehad en moeten kerkelijke gemeenten op zoek naar een alternatief.
In ieder geval heeft dr. Dekker bereikt dat door zijn prikkelende stelling een interessante discussie op gang is gekomen. Kunnen we in 2012 zonder de preek? Moeten we zoeken naar andere vormen, of moeten voorgangers dit en soortgelijke onderzoeken serieus nemen en hun preekstijl wijzigen?
In onderzoeken naar de uitwerking van preken op kerkmensen, die dr. Dekker uiteindelijk tot zijn pleidooi brengen om te stoppen met preken, is steeds de uitkomst dat kerkgangers de preken niet meer als relevant ervaren. Dat wat ze zondags horen in de kerk heeft geen verbinding meer met het dagelijks leven in de rest van de week.
Uit zulke resultaten kun je inderdaad de conclusie trekken dat de preek dus niet meer aanslaat. Het ‘werkt’ niet meer. Je kunt echter met niet minder reden de conclusie trekken dat preek niet meer de inhoud heeft die hij eigenlijk hebben moet. De preek als verkondiging van het Evangelie is blijkbaar in talloze gemeenten verworden tot een toespraak die antwoorden moet geven op maatschappelijke en existentiële vragen waar kerkgangers mee worstelen. En als dat niet blijkt te lukken, pleiten we maar voor het afschaffen van de preek. De vorm zou niet meer deugen, terwijl het eigenlijk over de inhoud gaat.
In het Nieuwe Testament wordt op talloze plaatsen gesproken over de prediking. Prediking is daar steeds verkondiging van het Evangelie dat God in Jezus Christus zondaren wil verlossen. Prediking is dus niet bedoeld als antwoord op vragen waar mensen mee zitten, maar als verkondiging van het Evangelie. Natuurlijk gaat die verkondiging nooit buiten het leven van de hoorders om en staat die nooit los van de context waarin zij leven. Waar prediking niet meer verkondiging is, kan met reden de vraag opkomen of er maar niet beter met dit soort preken gestopt kan worden.
En –het moet in alle eerlijkheid gezegd worden– die vraag geldt niet alleen niet-rechtzinnige gemeenten. Die beperking zou te gemakkelijk zijn. Ook onder rechtzinnigen kan de prediking haar verkondigende karakter verliezen als de preek niet anders is dan een aan elkaar rijgen van dogmatische waarheden. Dan is de prediking in wezen geen verkondiging meer, maar een uiteenzetting van hoe het is of hoe het moet zijn.
De openbare erediensten van de christelijke gemeente zijn er tot eer van God en tot heil van de hoorders. De prediking, die Paulus in zijn brief aan de gemeente van Korinthe „dwaasheid” noemt, is daarin, als verkondiging van het Evangelie, het middel om „zalig te maken die geloven.” Wanneer de prediking die inhoud heeft, zal de discussie over het afschaffen van de preek snel uitdoven.