Commentaar: Jongeren en aandacht voor vervolgde kerk
Waar doen ze het van? Hoe vaak klinkt die vraag niet in menige huiskamer, zodra de buren weer eens met een nieuwe aankoop hun huis zijn binnengegaan. Nadat de gordijnen weer zijn rechtgetrokken, komt algauw deze ietwat zuinig-zure opmerking naarboven.
Nu gaat dit commentaar niet over de huidige financiële crisis, waarin het aan de orde stellen van deze kleinburgerlijke burenvraag niet zou misstaan. Het gaat over broeders en zusters van de vervolgde kerk, voor wie een interkerkelijke jongerenwerkgroep in samenwerking met het Landelijk Contact Jeugdwerk (LCJ) een reeks jongerenavonden gaat beleggen.
Goed dat dit door jongeren als thema van aandacht wordt opgepakt. Om meerdere redenen. Zo ontkomen ook jongeren uit de gereformeerde gezindte niet aan een leven in eigen jongerencultuurtjes, waarin vooral ”feel good”-onderwerpen gekoesterd worden. Zulke culturen focussen op vermaak en ontspanning, en dan valt de harde realiteit van christenvervolging al snel af.
En dat is jammer, want vooral jonge christenen gaan in ons land een toekomst tegemoet waarin ze de steun van geloofs- en leeftijdsgenoten in de verdrukking goed kunnen gebruiken. Is de stigmatisering van christenen in onze samenleving niet in volle gang en is iedere verbale uitglijder van een christenpoliticus niet aanleiding tot een hetze in de media? Dat geeft te denken.
Speciale aandacht voor de vervolgde kerk is ook nodig om hardnekkige clichés over die kerk te kraken. Dat christenen er monddood zijn gemaakt en verdwenen uit de samenleving bijvoorbeeld. Vooral antichristelijke machthebbers in een land als China hebben baat bij het voortbestaan van deze mythe.
Intussen gebeuren daar wel degelijk dingen die in een andere richting wijzen, maar waarvan niemand iets weet, tenzij er zorgvuldiger wordt gelezen, gekeken en geluisterd. En juist daarvoor zijn zulke thema-avonden nuttig.
Een Amerikaanse voorganger wees vorige maand in een ingezonden opiniestuk in The Wall Street Journal (getiteld ”Heaven en Earthquakes in China”) op de grote geestelijke gevolgen van aardbevingen in China. Zo was er na de zware aardbeving in de provincie Sichuan in 2008 sprake van een geestelijk opleving in het gebied.
De zo begrijpelijke waaromvraag rond die afschuwelijke ramp had bij veel overlevenden niet het laatste woord, omdat ze werden overweldigd door de inzet, aandacht en zorg van christelijke hulpverleners, die ook lang na de ramp aan de slag bleven om puin te ruimen.
Je vereenzelvigen met mensen die op de puinhopen van hun bestaan verder moeten, blijkt al snel een heel andere vraag op te roepen: waar doen ze het van? Maar dan in de zin van: waar halen ze kracht en inspiratie vandaan? Gesteld niet uit misgunnende nieuwsgierigheid, maar uit verbazing.
Vanuit het verre China en te midden van de puinhopen daar komt deze oproep tot jong én oud in christelijk Nederland. Om diezelfde vraag –wellicht toch ook nieuwsgierig gesteld, maar vooral geestelijk en existentieel geladen– in hun eigen omgeving op te wekken.