Cultuur & boeken

Zoeken naar de identiteit van gereformeerd vrijgemaakte scholen

In snel tempo bouwden de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt hun zuil op, en daar hoorden ook eigen scholen bij. Maar waarin onderscheiden die zich?

L. Vogelaar

27 September 2012 15:35Gewijzigd op 14 November 2020 23:25

Jan van der Steeg weet waarover hij praat als hij de „zoektocht naar de identiteitsontwikkeling van het gereformeerd vrijgemaakt onderwijs van ca. 1950 tot ca. 2000” schildert. Hij bracht er zijn leven door, als kweekschoolleerling, onderwijzer, schoolhoofd, docent en conrector. Nu blikt hij terug en voegt hij zich in de stroom aan reflecties op het eigen verleden die de achterliggende jaren binnen de vrijgemaakte zuil losgekomen is.

Het stichten van vrijgemaakte scholen kwam in de jaren vijftig op gang. Een eigen onderwijzersopleiding kwam er toen ook, en Van der Steeg behoorde tot de studenten. „Veel feiten en lessen zijn vergeten, maar de studenten werden gevormd door de geest die in de woorden vlamde.”

Wat was en is het eigene van de scholen die uit de Vrijmaking van 1944 voortkwamen? Daarover is in de loop der jaren veel gediscussieerd. De ontwikkeling van een eigen pedagogiek kwam nooit goed van de grond. Overdracht van het eigen gedachtegoed was belangrijk. Daarbij waren de scholen afkerig van modernere pedagogische opvattingen. De Mammoetwet werd afgewezen uit vrees voor toenemende overheidsinvloed.

De breuk in de vrijgemaakte kerken tegen het eind van de jaren zestig trok ook een scheur in hun onderwijzersvereniging. Onderwijsopvattingen verschoven, en er kwam langzaam ruimte voor didactische vernieuwing.

Opengebroken

Zoals alles in de zuil werd het onderwijs getypeerd door zijn gesloten karakter en krachtig zelfbeeld. De jaren negentig kenmerkten zich door zelfkritiek; de zuil brak open, van binnenuit.

Afwijzing van pedagogische en didactische ontwikkelingen is niet meer aan de orde, constateert Van der Steeg. „De vraag naar de eigenheid van gereformeerd onderwijs blijft sterk in de aandacht, vooral op schoolniveau. De eenheid, ook in organisatorisch opzicht en op instellingsniveau, staat onder druk.”

Dit boek –met vaart, soms staccato geschreven– biedt een belangrijk stuk geschiedschrijving. „Een standaardwerk over de gereformeerd vrijgemaakte onderwijshistorie”, zoals de uitgever terecht aankondigde. De gepensioneerde docent heeft er op levendige wijze ervaringen uit zijn eigen onderwijsloopbaan in verwerkt. Het manuscript had overigens wat beter gecorrigeerd kunnen worden. In de inhoudsopgave ontbreken de paginanummers.

De auteur noemt de verschillen met het reformatorisch onderwijs onoverkomelijk. Ook tegen het evangelisch onderwijs heeft hij bedenkingen.

Van der Steeg blikt niet alleen terug, maar ook vooruit. Daarbij wil hij „de indertijd vermeende tweespalt tussen ”doorgeven” en ”persoonlijkheidsontwikkeling” overstijgen.”

Hij noemt het een toe te juichen ontwikkeling als de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt „hun erkenning van andere denominaties als kerk van Christus uitbreiden, zonder dat dit direct tot eenwordingsprocessen leidt.” Voor de basisscholen, die in grotere verbanden zijn opgenomen, noemt de schrijver het wenselijk dat de plaatselijke besturen opnieuw ingevoerd worden die bij hun eigen school toezicht houden op de identiteit. Volledige openstelling van het personeels- en ledenbestand voor mensen uit alle protestantse denominaties noemt Van der Steeg onwenselijk. „Dan is de richting waarop het eigene van het gereformeerd onderwijs erkend is, losgelaten.”


Boekgegevens

”Tussen droom en daad. Een zoektocht naar de identiteitsontwikkeling van het gereformeerd vrijgemaakt onderwijs van ca. 1950 tot ca. 2000, met een aanzet voor een vernieuwde visie”, Jan van der Steeg; uitg. Boekscout.nl, Soest, 2012; ISBN 978 94 6176 958 9; 467 blz.; € 22,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer