Bij een nieuwe catechisatieseizoen
Maandagavond jongstleden. Daar zijn ze weer, mijn lieve jongelui. Te beginnen met de 12- en 13-jarigen. Daarna die avond nog drie andere groepen. Het is alweer zo’n vijf maanden geleden, de laatste keer. Fijn dat het nu weer zover is. Ik hoop dat de jongens en meisjes er ook zo over denken…
Catechisatie geven aan de jongeren van de gemeente: een van de taken –althans in mijn geval– opgedragen aan de dominee. In de beroepsbrief die ik ooit kreeg uitgereikt, staat het even keurig als duidelijk: „Tot de diensten die van u gevraagd worden, behoort het onderwijzen van de kinderen van de gemeente in de leer die naar de godzaligheid is, in wekelijkse catechisaties, uit leerboeken door de kerkenraad goedgekeurd.” Na het aannemen van het beroep zit je er dus aan vast. Gij zult catechisatie geven!
De catechese heeft oude wortels. We moeten ervoor terug naar de Vroege Kerk. Later, in de middeleeuwen, was er weinig aandacht voor de catechese. Dat werd heel anders in de tijd van de Reformatie. Zowel Luther als Calvijn moet in dit verband met ere worden genoemd. Een vloed aan catechetische geschriften verschijnt er in de 16e eeuw. Allemaal bedoeld om Bijbels en geestelijk onderricht te geven in de gemeente, met name aan het opgroeiende geslacht.
Catechismus
Beroemd is geworden de Heidelbergse Catechismus, verschenen in 1563, op initiatief van Frederik de Vrome, keurvorst van de Paltz. In het voorwoord van ‘zijn’ catechismus schreef de vorst een verantwoording annex aanbeveling. Hij begint met een herinnering aan de toestand tot voor kort. „De scholen waren gesloten, de tere jeugd was verwaarloosd, in de christelijke godsdienst was geen grondig onderwijs. Het gevolg was dat gemelde jeugd óf slecht óf in het geheel niet werd onderwezen, maar ten enenmale ruw bleef en onbeschaafd. Zodra wij deze zo grote onheilen beschouwden en bedachten (gelijk het in geen kerkgenootschap, in geen gemenebest en alzo evenmin ook in een huisgezin wél kan gesteld zijn, ja! dat alle eerlijkheid en goede orde ophoudt in de burgerstaat, indien niet de onbeschaafde jeugd van kindsbeen aan door middel van één en hetzelfde overeenstemmend onderwijs tot de ware, onvervalste godsdienst opgeleid en daarin bestendig geoefend wordt), heeft de aangelegenheid der zaak ons aangezet, om dit kwaad op de best mogelijke wijze en ten spoedigste tegen te gaan. Om deze oorzaak hebben wij onze godgeleerden in last gegeven om uit Gods Woord een catechismus of onderwijzing in de christelijke godsdienst te vervaardigen, waardoor in het vervolg in de behoeften der jeugd te beter zal kunnen worden voorzien niet alleen, maar waardoor ook de predikanten en schoolmeesters een vast bepaald richtsnoer zullen ontvangen, waarnaar zij de jeugd in kerk en school moeten onderwijzen.”
Een lang citaat, maar het moest maar even. Vorst Frederik had een hoog doel voor ogen: de jeugd moet zo jong mogelijk „tot de ware godsdienst opgeleid en daarin geoefend worden.” En de kerk door middel van haar dienaren van het Woord heeft daarin een taak. Toen en nog. Wat zijn ze bevoorrecht, die dienaren. Dat vooral! Een verwaardiging is het om tolk van het Woord van de Heere te zijn in het directe contact met de jongens en meisjes van de gemeente. Ze zijn het waard, de zielen van de jonge mensen, om in hen te investeren. Ze vormen het navolgende geslacht der gemeente, de hoop van de toekomst, het zaad van het verbond. Door hen moet de kerk van morgen gebouwd worden.
Leerkracht
In een van zijn prachtige opstellen schreef wijlen dr. W. Aalders gepassioneerd over de leerkracht van het christelijk onderwijs als een ambtsdrager. Wel, ik zou het willen omkeren. De ambtsdrager als een leerkracht. Ik pas de woorden van Aalders op die ambtsdrager toe. Vereist is „veel inzicht en veel fijne tact. Er is een bijzondere genadegave voor nodig, die slechts ontvangen wordt, als men zelf persoonlijk in de leerschool van de Heilige Geest geweest is en iets van Zijn verzuchtingen, worstelingen en klachten gehoord heeft.” Zó alleen is hij „een bevolmachtigde leerling van de Heilige Geest, een gezondene van Christuswege, een geroepene. Waar en wanneer er zulke waarlijk geroepenen geweest zijn en nog zijn, daar zal rijke vrucht wezen: tien-, honderd- en duizendvoud!”
Ds. Doornenbal
De Oener ds. J. T. Doornenbal had het in zijn Hervormde Kerkbode nogal eens over de praktijk van zijn catechisaties. Hij maakte er niet veel van, vond hij. En zijn geliefde leerlingen? „Leren doen de meesten niet en luisteren evenmin. Vaak doen ze zelfs niet eens alsof ze luisteren. Ze vervelen zich alleen maar. En zo moet de dominee de jeugd der christelijke gemeente onderwijzen in de waarheid die naar de godzaligheid is, en daartoe beschikken over een bovenmenselijke voorraad van toewijding, liefde en geduld. En, hij gelooft, dat alzo het eeuwig koninkrijk zal komen…”
Ik wens mijn broeders catecheten veel geloof en veel vreugde toe!
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl