Christelijk onderwijs: niet leren voor de school, maar voor het leven
Onderwijs draait steeds meer om cijfers en prestaties. Het doel van christelijk onderwijs is echter niet dat leerlingen uitblinken, maar dat ze leren om als christen te leven.
In een van de grote steden van ons land organiseerde het gemeentebestuur een ouderfestival voor ouders van kinderen tussen 0 en 12 jaar. Terwijl de kinderen een spel- en vermaakprogramma volgden, oriënteerden de ouders zich op een onderwijsmarkt. Een scala aan organisaties, gerelateerd aan onderwijs, kinderopvang en opvoeding, presenteerde zich. De markt was een groot succes.
Een kleine gebeurtenis waarover een deelnemer mij vertelde, raakte mij. Op de markt was ook een kraam van Cito aanwezig. Cito is verantwoordelijk voor een groot aantal toetsen die op Nederlandse scholen in gebruik zijn. De bekendste daarvan is de Eindtoets Basisonderwijs, die in groep 8 wordt afgenomen en waarvan de uitkomst mede het type vervolgonderwijs van de leerlingen bepaalt. In de kraam van Cito lagen diverse folders en ook voorbeelden van toetsen. Op een bepaald moment was het boekje van de genoemde eindtoets verdwenen. Hoewel de publicatie geen staatsgeheim was, was er toch wel sprake van enige paniek achter de kraam. Wie had dit boekje meegenomen? Na enig zoekwerk werd een moeder gevonden, ergens in een hoekje, ijverig bezig met het overschrijven van de toetsopgaven. Ongetwijfeld met de gedachte om daarmee haar kind goed op deze toets te kunnen voorbereiden.
Economisch denken
Dit voorval laat zien hoeveel belang ouders hechten aan de uitslag van deze toets. Ze hopen op een goede score en zoeken naar boekjes en computerprogramma’s om hun kinderen op de toets voor te bereiden. De onderliggende drijfveer is dat een hoge score een hogere vorm van voortgezet onderwijs betekent. Die leidt weer tot een grotere kans op een betere maatschappelijke toekomst. Die gedachte uitte staatssecretaris Zijlstra ook tijdens een recente toespraak tot jonge studenten. „Doorstuderen is de slimste investering die je kunt doen om later een goede baan en inkomsten te krijgen”, zei hij.
In deze benadering, die in het huidige onderwijsbeleid erg dominant is, wordt onderwijs onderhorig aan de economie. Het economisch denken bepaalt steeds meer het beleid, de inrichting, de besturing en het toezicht op scholen. Deze economisering van het onderwijs wordt zichtbaar in de enorme toename van het meten van prestaties van scholen en leraren. De scores worden in kaart gebracht, onderling vergeleken en openbaar gemaakt. Ook (delen van) de bekostiging worden afhankelijk gemaakt van het al of niet bereiken van vooraf vastgelegde prestatiedoelen.
Nu is deze meetdrang in zekere zin een reactie op gesignaleerde kwaliteitsproblemen in het onderwijs. Het middel is hier echter erger dan de kwaal. Ik deel ook niet de achterliggende idee dat marktwerking en externe prikkels tot beter onderwijs leiden. Ik vind dit een kwalijke ontwikkeling, die ook bedreigend is voor het eigen karakter van de christelijke, reformatorische school. Ouders en scholen moeten niet in deze beweging meegaan. Met dit essay wil ik de aandacht vestigen op een paar voor mij urgente punten.
Missie
Wat is onze missie in onderwijs en opvoeding? Waar is het ons om te doen? Waarvoor zijn de reformatorische scholen opgericht? Scholen hebben dit uitvoerig beschreven in hun schoolplannen. Ouders hebben zich aan de missie voor een christelijke opvoeding verbonden bij het geven van hun jawoord bij de doop. De diepste drijfveer is toch het zielenheil van onze kinderen. Maar weegt dit in de praktijk nog het zwaarst? De tijdgeest heeft ons meer geïnfecteerd dan we vaak willen weten. Reformatorische scholen doen mee in de top van de gepubliceerde rankings. Daar zijn we trots op. Maar het behalen van hoge scores is niet de primaire missie van reformatorische scholen. Hechten we niet te veel waarde aan prestaties en excellentie?
Kortgeleden bezochten enkele onderwijscollega’s een conferentie in Thorne, nabij Leeds in Midden-Engeland. Daar maakten ze kennis met Trinity Academy, enkele jaren geleden een zeer zwakke school in een sociaal zwakke buurt. Totdat op een zeker moment het team onder leiding van een nieuwe directie begon om uitdrukkelijk christelijke waarden te onderwijzen. Leerlingen wordt geleerd hoe ze die kunnen praktiseren en er wordt op toegezien dat hun gedrag daarmee overeenstemt. Je hoeft geen christen te zijn om op deze school toegelaten te worden; je moet je wel conformeren aan de gehanteerde waarden. Opmerkelijk is dat deze school nu tot de beste van Engeland behoort wat betreft de leerprestaties. Er is gestuurd op de waardeontwikkeling bij leerlingen en als neveneffect blijken de leerprestaties sterk te verbeteren.
Dat is de goede volgorde. De aandacht moet uitgaan naar wat het zwaarst weegt: het leven naar Gods geboden en Bijbelse waarden. En als gevolg daarvan leveren de leerlingen ook beter werk, zetten ze zich meer in en stijgt het prestatieniveau. Primair voor ons dient te zijn dat ze Christus mogen kennen en uit Hem leren leven, dat we onze kinderen Bijbelse waarden en normen bijbrengen. Dat zij voor een Bijbelse levensstijl kiezen waarin Bijbelse waarden en normen gestalte krijgen en daarin vreugde vinden. Dit dient centraal te staan in het gezin en op school en hierin horen ouders en leraren voorbeeldig te zijn. Het is niet goed als oud-leerlingen van een reformatorische school achteraf zeggen dat de school voor hun geestelijke ontwikkeling weinig heeft betekend, zoals pas uit een onderzoekje naar voren kwam.
Wat is geluk?
Ouders willen graag dat hun kinderen gelukkig worden en daar hebben ze veel voor over. Maar wat is geluk? Maakt het leveren van topprestaties en het volgen van excellentieprogramma’s kinderen gelukkig? Ligt levensgeluk opgesloten in het behalen van een zo hoog mogelijk graad en een glanzende carrière? Maakt heel goed kunnen rekenen, lezen en spellen een kind gelukkig? Denkend over deze vraag komen er twee leerlingen uit mijn eerste basisschoolklas op mijn netvlies. Rein, zeer intelligent, deed alles met twee vingers in zijn neus. Zijn reken- en taalwerk was foutloos, hij was damkampioen van de streek. Maar hij was ontevreden, sociaal niet sterk en op zichzelf gericht. Daarnaast was er Maria, een zittenblijver. Ze was weinig begaafd, had met alle leervakken moeite. Maar ze was vrolijk, prettig en sociaal, een zonnetje in huis en ze bracht gezelligheid in de klas. Geluk zit niet in het leveren van topprestaties, maar heeft meer van doen met tevredenheid, deel uitmaken van een groter geheel, bij jezelf blijven, ervaren dat je ergens een zinvolle bijdrage aan levert, de ruimte hebben om daarin te groeien.
Om gelukkig te zijn is dus veel meer nodig dan intelligentie en goede schoolresultaten. En een moeder- of vaderhart en een pedagogisch hart van de leraar voelt dit ook aan. Toch liggen wij open voor invloeden van het maakbaarheidsdenken, het afmeten van geluk aan uiterlijke stand en status, voor trots op de prestaties van onze kinderen. We moeten ons bewust zijn van dit soort invloeden, ons er niet door laten misleiden en zoeken naar dat wat bij het kind past. Zoeken naar wat haalbaar is, niet te hoog en niet te laag. Als het kind voldoende heeft om uitgedaagd te worden en zich aan op te trekken, om plezier aan te beleven en zelfvertrouwen te kunnen ontwikkelen, is er de basis voor een gezond en volwassen psychisch functioneren.
Valkuil
De valkuil bij de toenemende toetsdruk binnen het onderwijs is dat presteren centraal komt te staan en niet het leren. Cijfers doen ertoe en geven een beeld van de inzet van de leerlingen. Maar belangrijker is toch dat kinderen leren en zich ontwikkelen tot jonge mensen die verantwoordelijkheid willen dragen. Ik vind het mooi als een ouder op de contactavond niet alleen vraagt naar de cijfers voor de repetities, maar verder kijkt en doorvraagt op hoe het kind zich gedraagt binnen de groep en de school.
Het moet ons gaan om het leren van de leerlingen. En dat is veel meer dan een goed rapport aan het eind van de periode. Bij leren is de hele persoon betrokken, weet de leerling zich steeds meer verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces, raakt hij innerlijk gemotiveerd en nieuwsgierig naar de wereld om hem heen en de verschillende vakken die hem daarin inleiden. Je moet niet leren om te slagen voor een toets, maar om een brede, persoonlijke en geestelijke ontwikkeling op te doen. Dat is ook wat er gebeurt als je sterk vanuit de christelijke waarden denkt en handelt, zoals de school in Engeland.
Het omgekeerde zie je helaas bij nogal wat hbo-studenten. Ze volgen een heel lesblok met minimale inspanning en zijn ondertussen druk met andere activiteiten, die overigens ook een vormende waarde kunnen hebben. Tijdens de tentamenweek studeren ze een paar nachten door om net voldoende punten te halen voor de tentamens. Het zal duidelijk zijn dat deze manier van leren geen zoden aan de dijk zet, de leerstof beklijft niet. We willen graag dat een hbo-student een brede ontwikkeling doormaakt, gegrepen wordt voor het vak waarvoor hij wordt opgeleid, gemotiveerd is en extra inspanningen wil leveren ook als die geen studiepunten opleveren.
Ook voor scholen geldt dat als de focus komt te liggen op prestaties de aandacht gemakkelijk verschuift naar de uitkomsten, de prestaties en de cijfers. Inspecties gaan af op getallen en ouders kiezen op basis van de positie van een school in een ranking. Terwijl de aandacht vooral moet uitgaan naar de ontwikkeling van leerlingen, het leerproces, de kwaliteit van het lesgeven. Dat gevaar van een verkeerde focus wordt nog groter als de financiering mede afhankelijk wordt gemaakt van prestaties. Deze koppeling leidde zelfs tot frauduleuze praktijken, waarvan de laatste tijd een paar gênante voorbeelden openbaar werden.
Opvoedingsdoel
De belangrijke onderliggende vraag is: Waar leiden we voor op, met welk doel vormen we onze kinderen? Praktisch gezien gaat het dan om de vraag wat onze kinderen straks in de samenleving nodig hebben. Over welke kennis en vaardigheden dienen ze te beschikken om mee te kunnen doen? Levensbeschouwelijk gezien gaat het dan om de levenshouding die we nastreven. Wat is de zin van ons mens-zijn? Hoe en waar komen onze kinderen tot hun bestemming? De antwoorden op deze vragen moeten sturend zijn bij de inrichting van ons onderwijs, de vorming van onze leerlingen en de beoordeling van nieuw beleid dat op ons afkomt.
Belangrijke richtingaanwijzers daarbij zijn dat onze kinderen gedoopt zijn, deel uitmaken van de kerk. We moeten hun leren staan in de traditie van die kerk, hun leren om de waarde daarvan in te zien en zich daar ook aan te willen verbinden. Het gaat erom dat ze leren om vreemdeling te zijn in een seculiere omgeving, dat ze leren staan voor hun eigen principes, tegen de gevestigde orde en mening in. Ik vraag me af of we onze kinderen wel voldoende vormen om kritisch te participeren in de samenleving. Ze hebben toerusting nodig tegen het geweld van de media en het moderne ik-gerichte denken. Onze kinderen moeten leren niet gulzig alles te consumeren wat voorgeschoteld wordt en zich niet zomaar over te geven aan de waan van de dag.
Laten scholen kritisch staan ten opzichte van het onderwijsbeleid dat uit Den Haag komt. Nieuwe voorstellen moeten ze kritischer beproeven of ze wel stroken met hun eigen waarden. Wat door de beleidsmakers in Den Haag wordt bedacht is geen wet van Meden en Perzen, maar vaak een compromis binnen de geldende politieke machtsverhoudingen en is sterk beïnvloed door de heersende opinie. Reformatorische scholen mogen best explicieter hun eigen visie uitdragen en durven denken vanuit hun eigen waarden. Voorzichtigheid is geboden in het omarmen van nieuwe onderwijsideologieën. Nogal eens worden moderne inzichten met veel aplomb gebracht, maar binnen enkele jaren weer afgeserveerd, zoals het studiehuis, competentiegericht leren en schaalvergroting. De politieke bemoeienis met de inhoud van het onderwijs neemt toe en daarmee de invloed van de kleur van de regerende coalitie. Beleid raakt steeds meer de inhoud van het onderwijs. Het seculiere gelijkheidsdenken laat weinig ruimte meer voor afwijkende standpunten van minderheden. Dit alles vormt een gevaarlijke mix die bedreigend is voor christelijk onderwijs. Het is daarom tijd voor een meer zelfbewuste houding en meer tegendraadsheid.
Talenten
Het overwaarderen van presteren onder ons zou samen kunnen hangen met een veelgehoorde uitleg van de gelijkenis van de talenten in Mattheüs 25. De talenten zijn dan bekwaamheden, aanleg, gaven van verstand en de boodschap is dat we daarmee moeten woekeren. Wie de tekst goed leest, kan met deze exegese niet goed uit de voeten. De knechten krijgen de talenten immers „naar hun vermogen.” Dus zij beschikten al over gaven van verstand, inzicht, aanleg en bekwaamheid. Ze krijgen talenten om naar hun bekwaamheden daarmee te handelen. De talenten zijn Gods ontferming, Zijn goedheid en genade voor zondaren, de blijde boodschap van de verlossing en vernieuwing. Dat krijgen de knechten ”in beheer” om daarmee de wereld in te gaan. De een met de gave van het woord, het inzicht en het onderwijs en een ander met de gaven van de daad en de barmhartigheid. Mensen hebben ook verschillende mogelijkheden afhankelijk van hun plaats of positie, maar ze moeten wel aan het werk. In de geest van hun Heere dienen ze in beweging te komen, en met de gaven om te gaan alsof ze van henzelf zijn. Er goed mee doen, uitdelen, handel drijven. Het begraven van de talenten, ze niet gebruiken, is een grote zonde en leidt uiteindelijk tot uitsluiting in de buitenste duisternis.
Zo ernstig is ons leven. Daar dienen we met onze kinderen en leerlingen over te spreken. Welke grote gaven hebben wij van God ontvangen: de doop, Zijn Woord, de prediking van Christus Jezus, de geboden, het Onze Vader. Wat doen we ermee? Hoe gaan we daarmee om, passend bij onze bekwaamheden? Niet een goede baan en een hoge positie, topprestaties die economisch gewin brengen, moet onze drijfveer zijn, maar: hoe kan ik dienstbaar zijn, binnen de mogelijkheden die ik heb, op de plaats die God me geeft . Niet onze prestaties en verdiensten, maar de prestatie van Christus, Zijn werk en verdienste moet gestalte krijgen in ons leven. Dat is de spits van wat we onze kinderen en leerlingen hebben mee te geven. En de uitbetaling daarvan is geen prestatiebeloning, maar genadeloon: „Ga in in de vreugde uws Heeren.”
Rens Rottier
Drs. L. N. Rottier (1958), geboren en getogen in Zeeland, was achtereenvolgens leerkracht aan de School met de Bijbel te Sint Annaland, onderwijsadviseur bij het BGS in de regio Zeeland en directeur van de Eben-Haëzerschool voor Speciaal Onderwijs in Kapelle. Sinds 1998 is hij werkzaam bij hogeschool en onderwijsadviescentrum Driestar Educatief, eerst als lid van de centrale directie, daarna als algemeen directeur en nu als voorzitter van het College van Bestuur. Naast zijn werk als bestuurder houdt hij zich bezig met de thema’s leraarschap, leiderschap en onderwijs en identiteit.