OM eist tbs tegen verdachten Scheveningse moordzaak
De twee mannen die worden verdacht van de moord op drie Ieren in april 2000, moeten tbs opgelegd krijgen. Dat eiste de advocaat-generaal dinsdag voor het gerechtshof in Den Haag. De rechtbank oordeelde in november 2000 dat de twee verdachten van de zogenoemde Scheveningse moordzaak geheel toerekeningsvatbaar waren.
De advocaat-generaal baseerde haar eis op rapporten van het Pieter Baan Centrum (PBC) in Utrecht. Die werden opgesteld op verzoek van de advocaten van de 24-jarige Michael B. en de 21-jarige Ronald van B. Verder wil het Openbaar Ministerie dat B. voor twintig jaar de gevangenis ingaat en Van B. zestien jaar. De mannen kregen eerder respectievelijk achttien en tien jaar cel opgelegd.
Eind april 2000 schoot Michael B. onder invloed van drank en drugs de broers Vincent en Morgan Costello en Damien Monahan dood. Hij zegt dat hij zich door hen bedreigd voelde. Zijn compaan zou Vincent nog met een mes hebben gestoken om er zeker van te zijn dat hij dood was. Nadat B. en Van B. twee dagen tussen de lijken in het Scheveningse appartement hadden gezeten, probeerden ze de stoffelijke overschotten in stukken te zagen en te verbranden. Later werden de verminkte lijken gevonden.
Het PBC adviseert voor Michael B. langdurige en structurele behandeling. Deze verdachte zou tot zijn daden zijn gekomen door onder meer zijn traumatische jeugd. Zijn vader is vermoord en zijn moeder is drugsverslaafd. Door het gebruik van cocaïne en crack werd B. sterk paranoïde. De kans op herhaling wordt groot geacht.
Van B. zou volgens het psychiatrisch centrum geen tbs moeten krijgen. Het PBC vindt dat hij voldoende toerekeningsvatbaar is, ondanks zijn „afhankelijke persoonlijkheid”. Daardoor zou hij hebben gedaan wat B. zei. Recidive zou onwaarschijnlijk zijn. De advocaat-generaal vroeg dinsdag wel om behandeling van de medeverdachte.
Uitspraak over twee weken.