Voor economie gloort mogelijk herstel
De Nederlandse economie is in het eerste halfjaar van 2003 verder verslechterd, maar er gloort volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) mogelijk herstel.
Donderdagmorgen wees het CBS bij de bekendmaking van de resultaten van de Nederlandse economie in 2002 en de eerste helft van 2003 erop dat een verbetering sterk afhankelijk is van de ontwikkelingen in Duitsland, onze belangrijkste handelspartner. „Bij onze oosterburen zijn tekenen van opleving en dat heeft positieve gevolgen voor ons land”, aldus G. Bruinooge, CBS-directeur macro-economische statistieken.
Nadelig voor het aantrekken van de economie is de hoge koers van de euro en de verslechterde concurrentiepositie van het bedrijfsleven. Dit laatste is het gevolg van vooral de sterk gestegen loonkosten en de stagnerende arbeidsproductiviteit. Hierdoor stond ook de export onder druk.
Voor Nederland was 2002 volgens Bruinooge een „buitengewoon mager jaar.” Met een economische groei van 0,2 procent -het laagste in twintig jaar- scoorde Nederland het slechtste van alle EU-landen. Dat er sprake was van een klein plusje kwam doordat de overheid meer geld uitgaf aan onder meer gezondheidszorg, welzijn en onderwijs. Dit anticyclisch beleid voorkwam dat de economie kromp.
Ondanks de tegenvallende groei behoorde Nederland wel tot de welvarendste landen van de Europese Unie. Het bruto binnenlandse product (bbp) per hoofd van de bevolking lag in 2002 in Nederland 13 procent boven het Europese gemiddelde. Luxemburg is verreweg het welvarendst. Daar is het bbp per hoofd van de bevolking twee maal zo groot als het gemiddelde. Nederland moet ook Denemarken en Ierland voor laten gaan.
De arbeidsproductiviteit was in 2002 voor het tweede achtereenvolgende jaar vrijwel gelijk. Dat is in Nederland niet eerder voorgekomen, maar volgens het CBS is het geen structureel probleem. De oorzaak is het vertraagd reageren van de arbeidsmarkt op het stilvallen van de economische groei.
De loonkosten per arbeidsjaar zijn in 2002 met bijna 5 procent gestegen. De koopkracht steeg met slechts 0,6 procent. De lagere inkomens gingen er iets meer op vooruit dan de andere groepen. Mensen met een uitkering of een pensioen gingen er een fractie meer op vooruit dan mensen in loondienst.
In de eerste helft van 2003 verslechterde de economie nog verder. De werkloosheid bleef stijgen, de daling van de investeringen hield aan en ook de consumentenbestedingen namen verder af.