Commentaar: Studiekeuze niet los zien van kans op een baan
De zomervakantie is voorbij. Alle scholen, inclusief de universiteiten, draaien weer. Tienduizenden jongeren zijn de afgelopen weken aan een opleiding of studie begonnen. De keuze daarvan is een belangrijke beslissing. Tegelijk een lastige. Veel jongeren hebben aan het eind van de middelbare school nog geen idee welke kant ze op willen.
Soms spelen discutabele argumenten een rol om voor een bepaalde opleiding te kiezen: vriend of vriendin kiest er ook voor, de school is lekker dichtbij of: de studie biedt uitzicht op een goed betaalde baan.
Het aanbod aan opleidingen is afgelopen jaren enorm gegroeid. Jongeren kunnen kiezen uit honderden studies, tot de meest specialistische toe. Dat maakt de keuze niet makkelijker.
Goed kiezen vraagt van jongeren dat ze inzicht hebben in hun eigen capaciteiten, belangstelling, karakter en aanleg. Gesprekken met de decaan, het maken van een beroepskeuzetest, het bezoeken van open dagen en het lopen van snuffelstages zijn belangrijke hulpmiddelen om te ontdekken welk beroep het beste bij ze past.
Kiezen met het hart, ook in dit verband, is mooi, maar niet altijd verstandig. Hoe zit het met de werkgelegenheid bij de gekozen studie of opleiding? Het is niet verkeerd als jongeren zich die vraag stellen.
Twee mbo-scholen in Rotterdam, het Albeda College en het Zadkine College, hebben afgelopen zomer bijna 900 studenten geadviseerd een andere studie te gaan doen dan waar ze zich voor hadden ingeschreven. De school voerde met deze jongeren ”ombuiggesprekken”, om hun kans op de arbeidsmarkt te vergroten.
Bij het Albeda College zijn daadwerkelijk 600 studenten aan een andere opleiding begonnen. Bij het Zadkine College hebben 260 studenten een ander advies gekregen, maar of die ook een andere studie hebben opgepakt, is niet bekend. Het gaat om jongeren die onder andere voor de opleidingen pedagogisch werk en sociaal-maatschappelijke dienstverlening hadden gekozen. Deze studies hebben op dit moment een slecht arbeidsmarktperspectief.
Een deel van de studenten is na het ombuiggesprek overgestapt van de sector welzijn naar de sector techniek. Een ander deel bleef bij de sector welzijn, maar koos een beroep met meer kans op een baan, bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg.
Het is verstandig dat mbo-scholen, hogescholen en universiteiten hun studenten eerlijk wijzen op het arbeidsmarktperspectief. Jongeren opleiden voor de WW, daar zit niemand op te wachten. Tegelijk hebben ombuiggesprekken hun beperking. Het kan niet de bedoeling zijn dat jongeren een opleiding krijgen opgedrongen die feitelijk niet bij hen past. Ook is waar dat het arbeidsmarktperspectief over vier, vijf jaar, als de student klaar is, anders kan zijn dan nu. Pabo’s en lerarenopleidingen weten daarover mee te praten. De werkgelegenheid in het onderwijs is net een golfbeweging.
Feit is dat nogal wat jongeren een opleiding kiezen waar later moeilijk werk mee is te vinden. Dat bevordert de motivatie om de studie af te maken niet, wat weer kan leiden tot vroegtijdige schoolverlating. En dat probleem tegengaan is een speerpunt, juist in het mbo.