Ritje door Oost-Europa: Je zou bijna eurofiel worden
De vakantie is nu echt voorbij. Crisis of niet, veruit het grootste deel van de Nederlanders trekt er in zo’n periode opuit. Verre bestemmingen zoals Aruba, Thailand of Indonesië raken uit de gratie, maar toch kozen bijna 8 miljoen Nederlanders voor een bestemming in het buitenland.
We zijn eraan gewend dat je met zo’n 100 kilometer per uur de grens naar België of Duitsland passeert. Niemand kijkt ervan op als je een middagje gaat winkelen in Kleef of je amandelen laat verwijderen in Antwerpen. Wie herinnert zich nog dat je moest stoppen bij de douane of, erger nog, dat je auto binnenstebuiten werd gekeerd?
De vanzelfsprekendheid van doorrijden bij de grens geldt echter niet in het oostelijke deel van Europa. Met twee landgenoten bezocht ik afgelopen zomer een door de SGP georganiseerde summerschool in Moldavië om daar wat cursussen over media te geven. Voor wie, net als ik, dat deel van de kaart van Europa niet meteen scherp op het netvlies heeft: dit oud-Sovjetstaatje ligt ingeklemd tussen Roemenië en Oekraïne en grenst net niet aan de Zwarte Zee. Moldavië heeft zowel sterke banden met de Russen (die er voor 1917 en van 1944 tot 1991 de baas waren) als met Roemenië (waar het land tussen de wereldoorlogen bij hoorde). Anders dan Roemenië hoort het echter niet bij de Europese Unie.
Zo’n reis is een bijzondere ervaring, al was het maar omdat je bij terugkomst weer direct ervaart hoe verwend we zijn in Nederland. Als je door Moldavië trekt, hoeft niemand je voor te rekenen dat dit het armste land van Europa is.
Sikkel
Tijdens een dagtripje naar Oekraïne passeerden we drie grenzen en dat gaat in die streek toch echt anders dan bij Venlo of Gronau. De eerste grens is die met Trans-Dnjestrië, feitelijk een opstandige provincie van Moldavië die zich in 1991 onafhankelijk heeft verklaard en zichzelf ziet als de rechtmatige voortzetting van de oude Sovjetrepubliek. Je wrijft telkens je ogen uit als je in die bandietenstaat rondloopt. Dat begint al bij de douane. Zonder blikken of blozen laten de grenswachten je vijf kwartier bakken in de zon. Vlak voor ons, onder de rood-groene vlag met hamer en sikkel, staat een vrachtauto met lege flessen en die heeft 25 stempels nodig. Ook wij hebben een stempel nodig, maar onder het tiental douaniers is er maar één meneer die ze mag uitdelen. Andere auto’s wachten hooguit een minuut of vijf en af en toe komt er een dikke Mercedes aan die bijna direct mag doorrijden.
Pottenkijkers
Als we aan de beurt zijn, blijkt waarom we moesten wachten. Na wat vijven en zessen krijgen we toestemming om gedurende vier uur het landje door te reizen. Echter, de autoverzekering is niet geldig in deze buitenissige streek, dus er moet een nieuwe verzekering komen, terwijl we ook wegenbelasting dienen te betalen. Dat is goedkoper dan in Nederland, maar het doet toch vreemd aan dat je voor een jaar betaalt terwijl je binnen vier uur weer het land uit moet zijn. Na een hele papierwinkel, waarbij de KGB-achtige douanier zelfs de cilinderinhoud van de auto wil weten –hoe zeg je dat in het Russisch?– mogen we het land in.
Zo’n grensbehandeling nodigt niet uit en toeristen lijken niet erg welkom. Pottenkijkers en fotocamera’s al helemaal niet, maar niemand vraagt of er soms een journalist in de auto zit. In de zelfverklaarde hoofdstad Tiraspol blijkt de voorliefde voor de bolsjewieken uit het reusachtige standbeeld van kameraad Lenin, dat in veel oud-Sovjetstaten al in 1991 neergehaald is. Toch zien straten, huizen en winkels er keurig uit. Ingeklemd tussen een modezaak en een etalage vol pakjes westerse sigaretten bevindt zich de ambassade van de enige landen die Trans-Dnjestrië erkennen: Abchazië en Zuid-Ossetië. Of het klopt dat dit staatje een internationaal knooppunt is voor wapenhandel en mensensmokkel valt moeilijk te controleren. Hier en daar zie je een sticker die aangeeft dat je niet met een wapen naar binnen mag, zoals wij dat kennen van de stickers met een ijsje bij een kledingzaak.
De volgende grensovergang, naar Oekraïne, neemt weer een uur in beslag. Ook bij de terugreis staan we drie uur in de rij. Douaniers met allerlei soorten petten proberen wat steekpenningen los te praten, maar alle papieren zijn in orde, inclusief apk en viergasmeting. Opnieuw zoeven Mercedessen langs: een ‘maffiabril’ stapt uit, schudt even een hand en mag direct verder.
Eurofiel
Moldavië wil zich dolgraag aansluiten bij de Europese Unie, maar na de perikelen met Griekenland voelt iedereen aan dat er dan nog heel wat water door de Dnjestr moet stromen. Ons onvrijwillig oponthoud bood volop gelegenheid om te filosoferen over nut en ongemak van grenzen.
De SGP wil minder Europa en daar zijn goede redenen voor. Maar dit douanecircus is zinloos en kost handenvol geld, ontmoedigt het toerisme en de handel terwijl het de corruptie stimuleert. Als je terugkomt, ben je blij dat de slagbomen bij onze grenzen in 1960 verdwenen zijn. Je zou er bijna eurofiel van worden.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van deze krant. Reageren? welbeschouwd@refdag.nl.