Cultuur & boeken

Domela Nieuwenhuis was anarchistische revolutionair

Ooit zei Groen van Prinsterer dat in de 19e eeuw het socialisme tegen de binnenwanden van de kerk kon opbloeien. De kerk had vaak geen oog voor de sociale wantoestanden. Friezen in de veengebieden die leefden onder erbarmelijke omstandigheden, konden erover meepraten.

dr. ir. J. van der Graaf

31 August 2012 11:46Gewijzigd op 14 November 2020 22:56
Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Foto Internationaal Instituut voor 
Sociale Geschiedenis
Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Foto Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis

Een citaat uit de recent verschenen biografie van Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919), grondlegger van de socialistische beweging in Nederland: „Op een zondag in november 1889 beklom Nieuwenhuis de kansel van de grote hervormde kerk in Sint Annaparochie om te spreken over de Franse revolutie. Sint Anna had al in geen jaren meer een predikant gezien. De bouwvallige bedeplaats, met gebroken vensters, met vogelpoep op de banken en met een orgel dat alleen nog kon piepen, zat stampvol. Twaalfhonderd mensen binnen en nog eens honderden buiten juichten hun held toe. Onder het zingen van het Vrijheidslied gingen ze uiteen. Velen kwamen die zondag voor het laatst in de kerk.”

„Dat is nu het echte christendom”, zei een arbeider bij een socialistische samenkomst. Intussen werd in Friesland massaal gehoor gegeven aan de oproep de kerk te verlaten. In 1889 was een derde van de onkerkelijken in Nederland in Friesland te vinden.

Gevangensstraf

Afkomstig uit een gematigd orthodox-luthers domineesgezin was Nieuwenhuis ook zelf dominee geworden. In zijn tweede gemeente, Beverwijk, zei hij het geloof vaarwel. Hij liet zijn dochtertje ongedoopt, was absent bij het avondmaal en schafte de viering van hemelvaart af. Toch werd hij nog dominee in Den Haag. Maar het socialisme, met Karl Marx als zijn grote voorbeeldfiguur, kwam meer en meer centraal te staan in zijn preken. Ten slotte trok hij de consequentie dat de kerk hem te eng was. Hij legde de toga af en keerde de kerk de rug toe. Zijn sociale en politieke ideeën bracht hij voortaan aan de man tijdens spreekbeurten voor volle zalen en met artikelen in het door hem gestarte blad Recht voor Allen.

Toen de door hem opgerichte Sociaal Democratische Bond (SDB) (1881) geen rechtspersoonlijkheid kreeg, stelde hij voor op Goede Vrijdag, „de sterfdag van de grootste socialist” (Jezus), een protest te laten horen onder de titel ”De kruisiging van het socialisme”. Hij was toen nog geen „uitgesproken revolutionair.” Wel werd hij tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens majesteitsschennis in een artikel in Recht voor Allen.

Op 26 juli 1886 vond in Amsterdam het bloedige Palingoproer plaats (26 doden, 36 zwaargewonden), toen de politie ingreep bij het palingtrekken, een volksvermaak waarbij soms vechtpartijen voorkwamen. Toen werd het voor hem moeilijk „het evenwicht te bewaren tussen de radicalen van de straat en de beheerste partij­socialisten.”

Massameeting

Voor de Friezen bleef Nieuwenhuis de dominee. Hij preekte bekering (tot het socialisme) en verlossing (van sociale ellende). Hij kreeg het kleed van Messias omgehangen. Bij een massameeting in Leeuwarden verscheen een oud vrouwtje met een jutezak: „Maar het is toch de bedoeling dat we alles gaan delen, is het niet?” Na zijn (vervroegde) vrijlating uit de gevangenis werd hij door tienduizenden mensen in Amsterdam met gejuich ontvangen, al was er verbolgenheid over het feit dat men hem met zijn „kaalgeschoren kop” van zijn profetenstatus, zelfs van zijn Christusimago had ontdaan.

In Rotterdam gebeurde het tegendeel. Daar joeg een woedende menigte de bezoekers op de vlucht: „Dood aan de socialen. Oranje boven.” Voor de biograaf was de reden voor dit echec duidelijk: „Het leeuwendeel van het Rotterdamse proletariaat kwam van buiten, van de orthodox-christelijke eilanden van Zuid-Holland, Zeeland en West-Brabant. De nog halfagrarische nieuwkomers waren moeilijk tot verzet te bewegen en hadden voor het opkomende socialisme geen enkele belangstelling.” Een opmerkelijke, mijns inziens terechte constatering.

Troelstra

In 1888 werd Nieuwenhuis „met tegenzin” vanuit Friesland lid van de Tweede Kamer, waar hij zich stilzwijgend afzonderde en niets bereikte. Maar de SDB was wel een landelijke partij geworden. „Geen walgelijker parlement dan het Nederlandse”, oordeelde hij. In 1891 werd hij niet herkozen. Terwijl in Europa de socialistische partijen de weg naar het parlement zochten, keerde hij er zich van af. En zo kwam er ook de tweespalt in de SDB. Troelstra kwam op het tapijt, eveneens als Messias vereerd. Troelstra en Nieuwenhuis gingen twee verschillende werelden van socialisme vertegenwoordigen: Troelstra die van ”organisatie en doel”, Nieuwenhuis die van ”beweging en strijd”; een tegenstelling tussen de parlementaire en de revolutionaire weg.

In 1890 kwam de omslag. Nieuwenhuis stond steeds meer ter discussie. De tweespalt leidde tot de oprichting van de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP), met Troelstra als leider. De SDB ging onder leiding van Nieuwenhuis verder onder de naam Socialistenbond, een partij die met „wettelijke of onwettelijke, vredelievende of gewelddadige” middelen het kapitalisme zou bestrijden. Nieuwenhuis had de partij liever Revolutionair Communistisch willen noemen.

De partij sloeg intussen „de weg naar het anarchisme” in. Daarop duidt ook de titel van een boek van Nieuwenhuis dat in 1910 verscheen: ”Van christen tot anarchist”. Overigens nam de invloed van Nieuwenhuis en van zijn partij sterk af. Na zijn dood in 1919 –een foto van zijn sterfbed is opgenomen– stroomde nog één keer de massa samen. „Sociaaldemocraten, vrijdenkers, geheelonthouders, syndicalisten, antimilitaristen en anarchisten van alle slag verzoenden zich voor een moment.”

Sociale misère

De biograaf brengt een bewogen stuk van onze landshistorie op levendige wijze in beeld, onderbouwd met liefst 2192 noten. ”Een anarchistische revolutionair” zou overigens een betere ondertitel zijn geweest om Nieuwenhuis te typeren dan ”Een romantische revolutionair”.

Wat mij tot nadenken stemt is dat in die tijd van aangrijpende sociale misère en diepe crisis Abraham Kuyper ook de ingrijpende kerkscheuring teweegbracht die Doleantie heette, uitgerekend in het jaar (1886) waarin het Palingoproer het socialisme uit de kast deed komen. En de melaatsen lagen bij tienduizenden aan de kant van de weg. Wie het vatten kan, vatte het.


Boekgegevens

”Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Een romantische revolutionair”, Jan Willem Stutje; uitg. Atlas Contact, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 450 2124 9; 551 blz.; € 34,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer