Handboek van de koormuziek wil gids zijn
Het ”Handboek van de koormuziek” wil een gids zijn om nóg meer genoegen te beleven aan koormuziek. Het laat wel wat te wensen over.
Een handboek biedt een voortschrijdend geactualiseerd beeld van een bepaald terrein. Maar ook: een overzicht van de hoofdlijnen van een vakgebied. Het ”Handboek van de koormuziek” is van de laatste soort, waarbij de onderwerpaanduiding –wellicht wat teleurstellend– nauw luistert: het is géén handboek voor koorzang, koordirectie of koororganisatie. Het gaat puur over composities die voor koor –kerkelijk dan wel seculier– zijn geschreven.
Dit handboek wil een gids zijn die nóg meer genoegen aan koormuziek doet beleven door middel van inspirerende kennisoverdracht over de achtergronden ervan. De ontwikkeling van de koormuziek wordt naar de bekende periodisering van renaissance, barok, klassieke tijd, romantiek en nieuwe tijd beschreven door redacteur Hans Noyens. Hij beschrijft aan de hand van de tijdgeest de aard van het componeren. Een en ander wordt geconcretiseerd doordat ieder van de vijftien medewerkende auteurs (slechts 30 procent is koordirigent) een componist die een stijlperiode vertegenwoordigt, in (noten)beeld brengt. Binnen dit sterke stramien doen er zich evenwel te veel methodologische tekorten voor, zoals herhaald gebruik van een pas veel later uitgelegde vakterm, een instrumentale illustratie in plaats van een met koormuziek, Mozart wordt als leerling eerder beschreven dan diens oudere leraar Haydn, Souterliedekens in een paragraaf over Luther.
De doelgroep is simpel benoemd: dirigenten, koorzangers en concertbezoekers. Hun niveau laat zich afleiden uit de mededeling dat het bij Kok verschenen boek eigenlijk uitgegeven zou worden door Unisono, het voormalige instituut voor amateurmuziek. De informatie is op veel plaatsen toegankelijk, maar anderzijds zijn ook veel passages wel erg prozaïsch geschreven. Vertaling van de vele buitenlandse compositieteksten lijkt willekeurig wel of niet te gebeuren.
Helaas ontbreekt een naam- en zaakregister. Goudimel en Andriessen komen echt wel ergens in de tekst voor. Wie nu denkt dat het vast handig is dit boek even te raadplegen, zoekt zich suf, zeker bij gebrek aan enige kennis van context. Eveneens worden degenen teleurgesteld die zoeken op bijvoorbeeld een bepaald soort koor (vrouwenkoor, mannenkoor en dergelijke).
De omvang van de literatuurlijst heeft mij verbaasd: de zestien auteurs zijn samen goed voor slechts 45 titels op een periode van zes eeuwen koormuziek. Die lijst is ook de enige wijze van bronvermelding. Als bijvoorbeeld Emanuel Overbeeke over de Johannes Passion van Bach beweert dat er een opvallende structuur in is toegepast, is het gissen of dit zijn eigen vondst is, dan wel een door hem aangewezen ontdekking. Maar in welk boek dan?
Uit de nieuwe tijd worden wel (en terecht) de Vlaamse componisten Reyelandt en Nees voor het voetlicht gebracht, maar Willem Vogel komt niet voor, terwijl het NOS Journaal toch niet zonder reden bij diens overlijden stilstond, vanwege zijn wisselfunctie – een criterium in dit handboek.
De publicatie oogt voornaam. Eigentijds is dat de betreffende muziekvoorbeelden via een QR-code naar YouTube leiden, maar het zou mijns inziens wel zo doeltreffend geweest zijn als van elke compositie werd vermeld of deze ook verkrijgbaar is.
Voor wie enige kennis heeft van muziekleer en het landschap van de koormuziek nader wil verkennen, is dit boek absoluut verrijkend.
Boekgegevens
”Handboek van de koormuziek. De belangrijkste componisten en werken van 1400 tot nu”, Hans Noyens (red.); uitg. Kok, Utrecht, 2012; ISBN 978 90 435 1236 7; 400 blz.; € 45,-.