Wereldstage
Ter ontspanning stond ik dit jaar tien zaterdagen op de markt. Vijf uur uit bed, halfzes in de auto, halfzeven starten. Vrachtwagen uitladen, kraam opbouwen, kaas verkopen. Tot ’s middags een uur of vier. Daarna opruimen, afbreken, inladen, naar huis. Twaalf uur onder de pannen. Ontspannend vrijwilligerswerk pur sang. Voor mij was het echter tevens een onvergetelijke maatschappelijke stage.
Daar sta je dan als kerkelijk jongerenwerker. Niet achter een laptop, in een diepzinnig gesprek of achter een katheder. Maar met drie lagen truien, in een witte kaasjas, onder een zeiltje, in de kou. Achter je een paar pallets, voor je stapels goudgele kaas. Daarachter strekt zich ”de wereld” uit. Al klanten helpend, leer je die wereld kennen. Leuk als een ‘meisje’ van half dertig vraagt of de boerenbrie van gepasteuriseerde melk is gemaakt. Zwanger? Grappig als een broodmagere dame om magere kaas komt. Zelfbeeld?
Verdrietig als je een rantsoen van halve liters bier aangevuld ziet worden met een halfje witbrood. Hoe lang al? Het publiek voor deze marktkraam presenteerde me een dwarsdoorsnee van onze samenleving. De een koopt (Franse) kaas voor 30 euro, terwijl een ander er van de schuldsanering 2 euro aan mag besteden. De één „heeft” dit weekend de kinderen, terwijl een ander dit weekend „vrij” heeft. Honderden levensverhalen, tussen de bedrijven door. Verhalen in ogen, houding, reactie en kleding. Gebrokenheid, pijn en vreugde. Levensecht.
Deze tien zaterdagen waren leerzamer dan stapels dikke boeken. Het confronteerde me met mezelf, als wereldvreemde christen in mijn veilige, wereldmijdende subcultuur. Durf ik staande te blijven in ”de wereld”, in praat en daad? Dat valt niet mee voor mij, net zo min als voor onze jongeren bij hun zaterdagbaantje. Een grapje op het randje moet kunnen, toch? Daar sta je dan met je verhalen over voorbeeld en getuige zijn. Beschamend.
Deze ‘stage’ liet me zien hoe geïsoleerd wij kerkelijk werkers leven, ver van de boze, boze wereld. Hoe kunnen wij ooit werkelijk naast gemeenteleden en jongeren staan? Wij, die het gewone leven nauwelijks kennen. Het maakte me een moment jaloers op onze (jeugd)ouderlingen, die het gewone leven iedere dag ervaren. Vanuit de kantine, vanaf de directiestoel of vanachter de snijtafel. Ze zijn broodnodig in de kerk; mannen van het gewone leven. Deze ontspannende marktdagen overtuigden mij van de noodzaak van een wereldstage voor kerkelijk werkers. Een dag of vijf per jaar. In Amsterdam, Eindhoven of Leeuwarden. Incognito, welkom op aarde.