Spreidingsbeleid
Wie zomaar een van de straten in Rotterdam Delfshaven doorloopt, krijgt oog voor ontluistering. Slopers braken alle huizen aan de oneven kant tot op de fundamenten toe af. Ramen en deuren aan de zijde die nog overeind staat, blijken dichtgemetseld. Ergens zit nog een mooie voordeur. Met een brandende buitenlamp. En een BMW voor de deur. Het is de enige auto op dat moment. De neergang is zichtbaar in een wijk waar voorheen heel wat gereformeerde kerkgangers woonden. Het geloof verhuisde. Kerkgangers vertrokken. Buitenlanders lijken dominant. Zoals in meer oude volkswijken in het noorden, zuiden en westen van de Maasstad.Kansarme bewoners van Rotterdam -vooral allochtonen- vormen in zulke oude woongebieden een probleem. De wijk heeft aantrekkingskracht. Hier vinden onaangepaste armoedzaaiers misschien nog een goedkoop optrekje om in te wonen. Er valt iets te beleven voor mensen die elders geen mogelijkheden meer hebben. Maar concentratie is goed voor het uitbroeden van kwalijke plannen. Daardoor ontstaat gemakkelijk overlast. Op z’n minst door onaangepast gedrag. Ook via hoge werkloosheid, die fungeert als broedplaats voor vandalisme, criminaliteit, het dakloos zijn en het aanbieden van prostitutie. Al die verschijnselen -ook kinderen uit een ’gewoon’ gezin zien zich ermee geconfronteerd- geven stedelingen een onplezierig gevoel.
Het is niet eerlijk elke allochtoon van diefstal of drugsgebruik te verdenken. Het is niet moeilijk ergens in de buurt van de Oude Kerk van Delfshaven in gesprek te raken met twee donkergekleurde vrouwen die een kinderwagen meesjorren. Zeg dat ze een mooi meisje hebben en ze kijken blij. Ze zijn hindoe. En ze geven grif toe dat het niet goed is om slechte dingen te doen. Zo’n ontmoeting laat de sympathieke kant van Surinamers zien. Voor Nederlanders zijn allochtonen al gauw potentiële misdadigers. Maar wie zo denkt, dreigt in het spoor van de opnieuw voor de rechtbank gebrachte Herbert Bikker terecht te komen. Soms valt er met een gekleurde medemens nog beter over christelijk geloof te praten dan met een blanke.
Toch blijkt de overlast in Rotterdam grotendeels afkomstig van buitenlanders. Politici pleiten daarom voor een verbod op vestiging van allochtonen in sommige stadsdelen. Het zou kansarme mensen dwingen zich over heel de stad, of althans over een veel groter gebied te verspreiden.
Hoe lost een stadsbestuur problemen op in de oude wijken? Daar dienen politici over na te denken. De beschuldiging van discriminatie is ten aanzien van spreidingsbeleid beslist niet op haar plaats. Van een afstand valt zo’n standpunt snel en simpel te beschrijven. Mensen die de problematiek aan den lijve ervaren, delen zo’n visie niet zonder meer.
Tegenstanders van spreiding tonen een alternatief. „Er is te weinig werk voor allochtonen”, zeggen ze. „De overheid, of particulieren, zouden nieuwe bedrijven moeten opzetten waar ze emplooi vinden. En zorg vooral voor goede scholing. En bouw betaalbare woningen. Dat helpt.”
Dat is te kort door de bocht. Er hangt een prijskaartje aan. Verder wachten ook nette Nederlandse jongeren op een baan en een huisje. En als het zo eenvoudig is om de gesignaleerde problemen op te lossen, moet het mogelijk zijn binnen korte tijd de Nederlandse gevangenissen te sluiten. Helaas bewijst de geschiedenis dat de mens van nature geneigd is tot alle kwaad. Evangelisatie ligt meer voor de hand dan extra onderwijs.
Is spreidingsbeleid een stap in de goede richting? Laat politici daar eens over nadenken. Als ze kans zien uitgewerkte voorstellen op tafel te leggen, zijn die zeker het overwegen waard. En de Nederlandse overheid dient natuurlijk ook heel goed toe te zien op wie er ons land binnenkomen.