Wanneer de mensen meer bij het bestuur worden betrokken en ongelijkheden worden opgeheven, kan de economie jaarlijks 1 procent groeien.

Volgens een rapport van de Wereldbank valt er in het Midden-Oosten en Noord-Afrika op het bestuurlijk vlak nog veel te verbeteren. De regio slaat geen best figuur in vergelijking met andere landen waarvan het inkomensniveau ongeveer hetzelfde is, stellen de onderzoekers in het rapport, dat maandag is gepubliceerd. Slecht bestuur staat economische vooruitgang en de ontwikkeling op sociaal vlak in de weg.

Volgens Christiaan Poortman, vice-president van de Wereldbank en belast met het Midden-Oosten en Noord-Afrika, gaat het bij ontwikkeling niet alleen om zaken zoals inkomen en rijkdom. „Het gaat ook om de bredere kwaliteiten van het bestaan, zoals onderwijs, de toegang tot zorg en schoon drinkwater, maar ook om gelijkheid van behandeling.”

Uit het rapport blijkt dat de landen in de onderzochte regio de afgelopen jaren op een aantal terreinen wel vooruitgang hebben geboekt. Zo is het aantal ingeënte kinderen in Libanon in tien jaar tijd van 0 op 90 procent gekomen. Het aantal telefoonlijnen in Tunesië is in diezelfde periode vervijfvoudigd. Zelfs de toegang tot water is ondanks de schaarste fatsoenlijk geregeld.

Tegelijkertijd constateert de Wereldbank dat lang niet alle mensen gelijk worden behandeld. Het rapport stelt onder meer vast dat regeringen geen adequaat antwoord hebben op zaken zoals verstedelijking en bevolkingsgroei. Door de afwezigheid van goed bestuur kunnen ze niet voldoen aan de toenemende vraag naar werk en betere sociale voorzieningen. Het leidt er bovendien toe dat particuliere investeerders niet geïnteresseerd zijn. Door het uitblijven van investeringen komen er dus ook geen nieuwe banen bij.