De hond mocht ook een nachtje blijven
AMSTERDAM – In hartje Amsterdam staat een ziekenhuis dat al meer dan 150 jaar een oase van rust is in de stadsdrukte – een enkele sirene daargelaten. De persoonlijke aanpak van het Prinsengrachtziekenhuis lijkt helend te werken.
Vijfentwintig jaar geleden bleef het ziekenhuis als enige in de Amsterdamse binnenstad over, nadat de overige hospitalen wegens inkrimpingen hun deuren sloten. Maar nu dreigt ook het einde van „De Gracht”, zoals het ziekenhuis op Prinsengracht 769 ook wel heet.
Het pand ging dit jaar in de verkoop. Eigenaar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis weet nog niet wat ermee gaat gebeuren. Wel moet het gebouw „een zorgfunctie houden.”
Dat laatste zou om meerdere redenen mooi zijn. De sfeer en aanpak van het Prinsengrachtziekenhuis zijn nu eenmaal uniek, zo leert een rondgang door de smalle gangen. Gastvrouwen vangen vrijwillig patiënten op, de portier kent al het personeel bij naam, een laborante werkt tussendoor aan haar breiwerk. En wie voor een operatie onder narcose gaat, slaapt in onder het rustgevende glas-in-lood van de zolderramen.
En welk hospitaal ontvangt je pontificaal met twee Bijbelteksten? „Offert Gode dank, Ps. L:XIV”, en „de liefde sticht, I Cor. VIII:I”, vermeldt de hal al jaren. Het herinnert aan de protestantse wortels van het ziekenhuis, dat in 1843 na een cholera-epidemie startte als opleidingsinstituut voor pleegzusters. Dat waren niet de eerste de besten, vertelt assistent-manager Gerard van der Lee. „Ze moesten van goeden huize komen en van onbesproken gedrag zijn.” En bovenal: vrouw. De emancipatie liet in hartje Amsterdam nog jaren op zich wachten: pas in de tweede helft van de vorige eeuw werden mondjesmaat mannelijke verpleegkundigen toegelaten.
Ook de uniformen bleven formeel, zo tonen de foto’s aan de wand: honderd jaar geleden nog met hoofdkapjes en lange mouwen.
Langzaam werden de mouwtjes korter en verdwenen de kapjes. Wat bleef zijn tradities, zoals het kerstritueel: personeel dat in alle vroegte kerstliederen zingt in de binnentuin. En de gemoedelijkheid, zegt Van der Lee. „Het is hier kleinschalig dus er kan veel. Het bekendste voorbeeld is de patiënt van wie het hondje ook een nacht mocht blijven slapen. Dat bevordert de genezing vast, zei de hoofdzuster.”
Het gedenkboek ”769” haalt nog meer voorbeelden aan. Zo mocht het bezoek gerust vragen om een glaasje wijn aan het bed. Dan kwam het kristal uit de kast. En aan klassenverschil werd niet gedaan, meldt een zuster. „De grachtengordelbewoner lag hier naast de Jordanees.”
In de jaren negentig sloten de verpleegafdelingen en werd het Prinsengrachtziekenhuis een polikliniek, maar de goede sfeer bleef. De onderlinge vriendelijkheid van het personeel is inderdaad opvallend. Een oude gewoonte: „Artsen hielden hier de deur open voor verpleegsters, dat werd hun vanaf het begin bijgebracht”, meldt een oud-zuster in het boek. En Annamaria, de Argentijnse koningin van de linnenkamer, doet er goedlachs het ziekenhuisrestaurant bij.
Maar het opvallendst is de rust, die ongetwijfeld helend moet hebben gewerkt. Met name is die merkbaar in de binnentuin, met de monumentale rode beuk. Daaromheen staat een gloednieuw bankje: onlangs aangeboden door de honderden oud-verpleegkundigen, die nog steeds contact houden in een eigen reünistenvereniging. Want of je er nu lag of er werkte: De Gracht vergeet je niet.
Dit is de zevende aflevering in een serie terugblikken op gebeurtenissen die 25 jaar geleden het nieuws haalden.
Kijk op digibron.nl/terugblik voor het oorspronkelijke artikel.