Discussie over biobrandstof laait op
APELDOORN – De sterke stijging van de graanprijzen op de wereldmarkt en de vrees voor een nieuwe voedselcrisis doen de discussie over de productie van biobrandstoffen oplaaien.
Zondag deed topman Peter Brabeck van Nestlé, ’s werelds grootste fabrikant van levensmiddelen, in dit verband een opmerkelijke uitspraak. Brabeck wil niet meer dat voedsel wordt gebruikt voor de productie van biobrandstof. Volgens hem worden de voedselprijzen op deze manier sterk opgedreven en ontstaat er een ongezonde relatie tussen de prijs van voedsel en die van olie.
Brabeck zegt in de Zwitserse krant SonntagsZeitung geen tegenstander te zijn van biobrandstof, maar vindt dat die op een andere manier geproduceerd moet worden. „Het probleem is dat bijna de helft van de Amerikaanse maisproductie en 60 procent van het Europese koolzaad wordt gebruikt voor brandstof”, stelt Brabeck vast.
Een tegengesteld geluid komt van de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Biobrandstoffen (NVDB).
Secretaris Rogier van Keulen stelde vorige week dat biobrandstoffen ten onrechte worden aangewezen als belangrijke oorzaak van de stijging van de voedselprijzen. „Wereldwijd wordt hoogstens 1 tot 2 procent van alle landbouwgrond gebruikt voor de productie van biobrandstoffen. De stijging van de voedselprijzen wordt veroorzaakt door andere factoren, zoals weersomstandigheden en de groeiende vraag naar voedsel.”
Onder verwijzing naar rapporten van de Europese Commissie en de Wereldbank van enkele jaren geleden stelt de NVDB dat de productie van biobrandstoffen weinig invloed heeft op de voedselprijzen. De vereniging ziet wel perspectief in andere maatregelen, zoals investeringen in de verhoging van landbouwopbrengsten, het terugdringen van verspilling van voedsel en het aan banden leggen van speculatie.
Biobrandstoffen zijn volgens de NVDB onmisbaar om de CO2-uitstoot van het transport te verlagen en om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te beperken. Juist vanwege de CO2-problematiek hebben westerse economiën de afgelopen decennia de teelt van biobrandstoffen gestimuleerd.
Onderzoeksinstituut LEI van Wageningen UR erkent dat de hoge graanprijzen „niet in de eerste plaats” worden veroorzaakt door concurrentie met biobrandstof, „maar het biobrandstoffenbeleid van onder andere de Europese Unie, de Verenigde Staten en Brazilië speelt wel degelijk een rol.”
Volgens het LEI zijn de doelstellingen van dit beleid nog niet gehaald, wat zorgt voor extra vraag. „In de gespannen markt, waar nu sprake van is, leidt een kleine toename van de vraag al snel tot een aanzienlijke prijsstijging”, aldus het LEI.
Volgens het LEI wordt 30 procent van de Amerikaanse maisproductie verwerkt tot bio-ethanol. Normaliter exporteren de VS ook veel mais, maar door de droogte in de VS zal die export dit seizoen lager uitvallen, wat tot prijsstijging op de wereldmarkt zal leiden.
De relatie tussen de prijs van voedsel en die van olie, waarop Nestétopman Brabeck zondag zinspeelde, is er ook volgens het LEI. Een hoge olieprijs maakt het voor boeren aantrekkelijker om mais of suiker te bestemmen voor de brandstof bio-ethanol. Bovendien wordt de teelt van voedsel ook duurder, doordat de prijs van kunstmest afhankelijk is van die van olie.
Hoe gevoelig de markten op dit moment voor nieuwe cijfers zijn, werd afgelopen week onderstreept. Een nieuw rapport van het Amerikaanse ministerie van Landbouw (USDA) schatte de tarweproductie in de VS wat hoger in dan eerder verwacht. Direct gingen de tarwenoteringen op de internationale markten fors omlaag. Dat werd nog eens versterkt door regenval in Kansas.
Ook in Europa zijn de laatste berichten gunstig. In Frankrijk, Europa’s belangrijkste tarweproducent, is ongeveer 75 procent van de tarwe geoogst. De kwaliteit van het graan is beter dan verwacht. Samen met (sterk) verbeterende weersomstandigheden in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk leidde dit tot een lichte daling van de prijzen.