Schatgraven in de Winterswijkse steengroeve
Gelaarsd en gehelmd, voorzien van hamer en beitel daalt zo’n vijftig man vol verwachting af in de steengroeve bij Winterswijk. Wat zal het kalksteen prijsgeven? Dinosaurussporen, fossiele vissen of zeldzame kristallen? Elke vondst mag mee naar huis.
Op 2 meter afstand gaapt een diepte van bijna 30 meter; bezoekers die even over de richel kijken, huiveren onwillekeurig. „Pas op, niet bij die rand”, waarschuwt excursieleider Willem Peletier. Hij begeleidt voor de Nederlandse Geologische Vereniging (NGV) een aantal zaterdagen per jaar belangstellenden door de groeve. Door de week worden er geen pottenkijkers toegelaten. Dan graaft exploitant Ankerpoort tonnen kalksteen weg voor de productie van landbouwkalk en vulstof voor asfalt.
Zo’n 10 meter onder het maaiveld houdt de groep halt. Peletier, een grijzende zestiger, steekt van wal. „Hier gaan we zoeken naar celestiet, kristallen van strontiumsulfaat.”
De meesten zijn duidelijk niet geologisch onderlegd: heel wat wenkbrauwen gaan vragend omhoog. Peletier had dat ongetwijfeld verwacht. „Hoe kun je ze vinden?” vervolgt hij. „Je moet zoeken naar brokken oranjeroze kalksteen, zogenaamde knollen. Die hak je doormidden. En als je geluk hebt, zit er binnenin een mooi kristal.”
Enthousiast verspreidt de groep zich over het terrein op zoek naar ‘knollen’. Weldra klinken driftige hamerslagen. Een opgewekte kreet verraadt zo nu en dan dat er iets is gevonden. De meeste steenbrokken zijn echter ‘leeg’: ze bestaan slechts uit nog meer oranjeroze kalksteen.
In hun gretigheid om toch iets te vinden, komen sommigen dicht bij de hoog oprijzende ruwstenen wand van de open groeve. Peletier, die de groep voortdurend in de gaten houdt, roept hen tot de orde: „Kun je je voorstellen wat er gebeurt als die wand instabiel wordt en instort?”
Samen met NGV-leden Remco Bleker en Henk Oosterink probeert de excursieleider tekst en uitleg te geven wanneer iemand zich met een vondst meldt. „Is dit een fossiele zee-egel?” vraagt de vinder. Peletier grijpt naar zijn loep, die aan een koord om zijn hals slingert, kijkt even en haalt gelaten zijn schouders op. „Volgens mij is dit niks bijzonders.”
Een ander komt met een forse plaat kalkklei aansjouwen, waarin ronde afdrukken naast elkaar gemaakt lijken te zijn. Bleker kijkt er even naar. „Dit noemen we blotebillenklei: het lijkt alsof iemand afdrukken in de natte klei heeft gemaakt met zijn blote achterwerk”, zegt hij met een grijns. „Die vorm is ontstaan terwijl natte kalkklei indroogde.” Zeldzaam is de vondst dus allerminst. Als troostprijs geeft hij een stuk steen met daarin een afdruk van een sauriërpoot. „Van een jonge Rhynchosauroides peabodyi.”
Wanneer Peletier twee holle brokken steen onder ogen krijgt met daarin kleine oranjeroze celestiet- en wat grotere witte calcietkristallen, raakt hij enthousiast. „Jij hebt de vondst van je leven gedaan.” Geestdriftig pakt hij zijn loep erbij. „Er zitten zelfs strontianietbolletjes op de celestiet.” Hij leent zijn minivergrootglas even uit, zodat ook de omstanders zich kunnen vergapen aan de wonderlijke speling der natuur.
Na enige tijd vindt de excursieleider het welletjes. „We gaan pyriet zoeken, een ijzersulfidekristal.” Klimmend en klauterend bereikt de groep een schuin oplopende donkergrijze rotswand. „Ik zie er al één”, roept Peletier. „Jullie ook? Wie hem het eerste pakt, mag hem houden”, moedigt hij de geologen-voor-één-dag aan. Die staan hem echter glazig aan te kijken en zien helemaal niets bijzonders aan de ruwe wand.
Dan bukt de excursieleider, pakt een goudkleurig kristal op en steekt het omhoog. „Dit heet ook wel ”foolish gold”, goud voor de dommen. Een juwelier geeft er dus echt niks voor.” Zijn toehoorders knikken begrijpend. De een na de ander gaat op eigen houtje aan de slag. De zon breekt even door en dat helpt bij het zoeken; als er iets glimt, kan het zomaar pyriet zijn.
In de Winterswijkse groeve zijn enkele jaren geleden schedels en botten gevonden van de befaamde Nothosaurus winterswijkensis, een krokodilachtig beest van 1,5 meter lang. Dat spreekt tot de verbeelding. Het vooruitzicht om met een heus sauriërbot naar huis te gaan, klinkt de meesten aanlokkelijk in de oren.
Onder leiding van Henk Oosterink, de sauriërkenner van de NGV, daalt de excursiegroep vervolgens af tot op de bodem van de groeve. Grote brokken kalksteen maken het terrein bijna onbegaanbaar. Maar daarin kunnen wel botten en schedels van sauriërs opgesloten zitten. Of fossiele vissen. Het gehamer en gebeitel is al snel niet van lucht. Het resultaat blijft echter bijzonder mager. „Ankerpoort kan tevreden over ons zijn; ’t scheelt hem een berg werk”, bromt een onfortuinlijke stenenbreker.
Intussen vertelt Peletier nog een en ander over de zogeheten Muschelkalk, het 33 meter dikke pakket kalkklei dat „tussen 240 en 230 miljoen jaar geleden” laagje voor laagje ontstond in ondiep water. Onduidelijk blijft echter hoe sauriërsporen daarin bewaard konden blijven: voordat de laag versteend was, zou golfslag ze immers allang weer hebben uitgewist. De excursieleider laat dat onderwerp echter rusten.
De terugweg valt behoorlijk zwaar. Niet alleen door vermoeidheid: de rugtas of het krat is gaandeweg ook heel wat kilo’s aangekomen. En dan valt een steil gravelpad niet mee. De buit –al zal die geen miljoenen jaren oud zijn– vormt echter de tastbare herinnering aan een ‘diepgravende’ excursie.
geologischevereniging.nl/afdelingen/winterswijk
Excursie Winterswijk
De Nederlandse Geologische Vereniging (NGV) organiseert op een aantal zaterdagen per jaar excursies en open dagen in de Winterswijkse steengroeve bij het gehucht Ratum. Voor beide moeten belangstellenden zich opgeven bij de NGV. Voor excursies geldt een maximum van 50 deelnemers, en voor de open dagen 250. Een excursie kost 10 euro per persoon, de open dagen zijn gratis. Wie mee wil, moet op tijd zijn: alle excursies voor dit jaar zijn volgeboekt. Deelnemers bezoeken de groeve op eigen risico.