Van binnenvaartschipper tot kunstschilder

HOOGBLOKLAND – Ooit voer Jan Vos over de Rijn als kapitein op boten van 180 meter lang. Maar na jaren varen hield hij het voor gezien. Nu schildert hij schepen, tot op de millimeter nauwkeurig.

Neline Floor
8 August 2012 10:32Gewijzigd op 14 November 2020 22:33
Jan Vos, ooit binnenvaartschipper op de Rijn, voor een van zijn schilderijen. Zijn vroegere passie voor schepen en voor het water is duidelijk terug te zien in zijn werk. Foto André Dorst.
Jan Vos, ooit binnenvaartschipper op de Rijn, voor een van zijn schilderijen. Zijn vroegere passie voor schepen en voor het water is duidelijk terug te zien in zijn werk. Foto André Dorst.

„Als jongetje was het mijn droom om kunstschilder worden”, vertelt Vos, inmiddels de 70 gepasseerd en woonachtig in Hoogblokland. Zijn ouders vonden dat hij een „echt vak” moest leren, en dus zou hij timmerman worden. „Op de ambachtsschool haalde ik goede cijfers, vooral voor tekenen”, herinnert hij zich.

Maar een baan als timmerman was Vos toch te stoffig. „Ik groeide op in Werkendam, een echt schippersdorp. Op zaterdag en zondag zag je al die schepen in de haven liggen. Dat trok me. Ik besloot te gaan varen.”

Na verschillende omzwervingen kwam hij als 30-jarige schipper op een rijnschip van twee keer 1600 pk terecht. „Dat was toen het krachtigste koppelverband dat er bestond. Ik voer naar Duisburg, Straatsburg, Mannheim.” Acht jaar later begon Vos voor zichzelf als binnenvaartschipper. Hij kocht verschillende duwboten aan, vertelt hij. En dan, uit het niets: „Toen ik 49 jaar was heb ik het allemaal verkocht. Het bedrijf liep goed, maar ik werd er heel moe van.”

Dat was voor Vos het moment om alsnog zijn jongensdroom te verwezelijken. „Al vanaf 1970 maakte ik vaak houtskooltekeningen. Op die grote schepen kon dat wel, want die zijn niet zo wendbaar. Ik tekende wat ik zag, de landschappen, het water, de schepen. Het waren vooral probeersels, ik deed er niet zo veel mee.”

Maar in 2004 begon hij te schilderen. Het begon met de restauratie van een bestaand werk. „Ik was altijd al een verzamelaar. Ik had een schilderij gekocht en bracht het bij een man om hem op te laten knappen. Die zei: Waarom ga je het niet zelf doen? Dat heb ik toen maar geprobeerd.”

Toen de teerling eenmaal geworpen was, begon Vos tafereeltjes na te schilderen van kalenderplaten en oude ansichtkaarten. Al snel kwamen de eerste opdrachten binnen. Nu, nog geen tien jaar later, heeft hij al zo’n 200 schilderijen gemaakt. De helft is inmiddels verkocht. Een deel van zijn werk hangt bij een notaris en in zijn eigen galerie in Gorinchem. Af en toe geeft hij een schilderij aan een van zijn kinderen, vertelt hij.

Op zijn website zijn verschillende schilderijen te bewonderen. Vos maakt ook portretten, zo blijkt uit de onlinegalerie. „Maar dat is meestal op verzoek. Het liefst doe ik iets met water, een landschap, een bootje, een haven. Dat beweegt altijd. Je kunt voor water altijd weer andere tinten gebruiken, want het kleurt mee met de omgeving.”

Eigenlijk zou hij graag een impressionist zijn, bekent Vos. „Dat vind ik zo mooi, die losse toets. Maar mijn handen willen het niet. Ik probeer het wel eens, maar ik ben een realist. Ik blijf een schilderij net zo lang verbeteren tot het toch weer uitmondt in een realistisch werk.”

Een aantal jaren geleden kreeg de schilder het gevoel dat hij „op slot” zat, vertelt hij. „Mijn werk werd niet meer beter. Toen kwam ik een wat oudere man tegen, een bekwaam schilder. Hij zei tegen me: „Je kan mooi tekenen, maar je schilderijen staan nog in de grondverf.” Hij heeft me geleerd nog beter te kijken, en te zien waar licht en schaduw moeten zijn.”

Maar een schilderij moet volgens Vos niet alleen mooi zijn qua kleur en vorm. „Mijn werken moeten ook een verhaal hebben.” Hij wijst op een van de schilderijen die in de woonkamer staan opgesteld. „Kijk, die man op het voordek is aan het werk. Die andere man loopt weg. Er gebeurt iets.”

Dan haalt hij twee heel andere werken tevoorschijn. „Ik schilder echt niet alleen boten”, lacht hij. Op de schilderijen is een interieur van de Grote Kerk van Gorinchem te zien, waar hij afgelopen maanden een expositie had. Een ervan brengt het Bätz­orgel in beeld. „Dat heeft me veertien dagen intensief werken gekost. Al die pijpen.”

En dan is er nog een potloodtekening die hem zeer dierbaar is. Twee Urker mannen staan te bidden in de kerk. Een van hen kijkt stiekem door zijn oogharen. „Ik heb het in 1974 gemaakt voor mijn moeder, nagetekend van een foto. De psalmen op het bord heb ik zelf verzonnen.”

Vos woont nog steeds aan het water. Niet aan de rivier weliswaar, maar over het kanaal achter zijn huis komen in ieder geval schepen voorbij. „Eén keer per maand ga ik met mijn vrouw naar Duitsland, naar een huis langs het water in de buurt van de Loreley. Dan geniet ik met volle teugen van het kijken naar schepen. Schilderen doe ik niet, want ik ben er om tot rust te komen.”

Hij kijkt met genoegen terug op de tijd dat hij schipper was. „Ik heb met veel plezier gevaren. Het was mijn grote passie. Maar dat is nu voorbij. Dan blijft dromen over.” En ook het schilderen gaat ooit voorbij, overpeinst Vos. „Zolang ik nog kan zien en mijn handen intact zijn, blijf ik hiermee doorgaan. Als ik ga bibberen is dat ook niet zo erg. Dan word ik misschien toch nog een impressionist.”

Van oost naar west langs het water. Vandaag deel 11 in een serie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer