Commentaar: Zorgpensioen
Econoom Lans Bovenberg lanceerde zaterdag in dagblad Trouw het zoveelste proefballonnetje om zorg voor ouderen in de toekomst betaalbaar te houden.
In het kort gezegd komt zijn plan erop neer dat jongeren zo vroeg mogelijk gestimuleerd moeten worden om een huis te kopen en af te lossen. Dat kan, in het voorstel van Bovenberg, door hen minder pensioenpremie te laten betalen. Wie uiteindelijk met pensioen gaat, verkoopt zijn huis aan een woningbouwcorporatie en gaat huur betalen voor dezelfde woning. Het verkoopbedrag kan dan worden gebruikt voor een zogeheten zorgpensioen waaruit de zorgkosten worden betaald.
Bovenberg is niet de eerste econoom die waarschuwt dat door de stijgende levensverwachting van mensen de zorg voor ouderen op termijn niet meer is op te brengen. Dat er daarom nagedacht wordt over mogelijkheden die zorg in de toekomst te kunnen bekostigen, is een goede zaak.
Toch lijkt het voorstel van Bovenberg het niet te gaan halen. Iedereen die niet al te oud is, weet nog hoe vroeger ouderen die opgenomen werden in een verzorgingstehuis eerst hun eigen huis moesten opeten, zoals het in de volksmond heette. Concreet betekende het dat de desbetreffende oudere eerst het eigen spaargeld moest gebruiken om de zorgkosten te betalen. De overheid betaalde die kosten voor mensen die geen eigen vermogen hadden.
Eind jaren negentig is die regeling afgeschaft omdat hij steeds meer als oneerlijk werd ervaren. Want mensen die ervoor gezorgd hadden dat ze zo tegen de leeftijd dat ze hulpbehoevender werden amper nog eigen vermogen hadden, werden op kosten van de staat verzorgd. Mensen die echter wel vermogen hadden, bijvoorbeeld een eigen huis, moesten dat verkopen en de opbrengst inzetten om dezelfde zorg te krijgen als de minder vermogende medelander.
Hoewel het idee van Bovenberg anders is, ruikt het toch naar deze oude regeling. Het kan oneerlijkheid in de hand werken en het is maar de vraag of je zijn plan zo tot in detail kunt uitwerken dat die oneerlijkheid voorkomen wordt.
Daarbij zal er ergens toch een onderscheid gemaakt moeten worden tussen de basiszorg waar iedere Nederlander recht op heeft en de zorg die vermogende ouderen zelf moeten gaan bekostigen uit het zorgpensioen. En wie bepaalt die grens? Of krijgen straks alleen nog maar ouderen die de portemonnee kunnen trekken bepaalde zorg?
Ondertussen blijft het probleem dat Bovenberg signaleert bestaan. Er komt een moment dat de werkenden in onze maatschappij niet meer in het onderhoud kunnen voorzien van de inactieven. De premies die zij dan zullen moeten opbrengen, zullen simpelweg niet meer op te brengen zijn.
Dat er wat moet gebeuren en dat ook ouderen meer zullen moeten bijdragen aan de zorg die ze nodig hebben, is dus volstrekt duidelijk. De politiek kan deze hete aardappel niet blijven doorschuiven. Maar de aardappel die Bovenberg nu serveert, is zó heet dat vrijwel geen enkele politieke partij daaraan z’n vingers, laat staan z’n keel wil branden.