In gesprek met klasgenoten: Neli Aalvanger-Prins

Dertig jaar geleden leverde de Driestar Hogeschool in Gouda 110 onderwijzers en onderwijzeressen af. De situatie op de arbeidsmarkt was slecht, net als nu. Zes oud-klasgenoten van redacteur Gerard Vroegindeweij vertellen hun levensverhaal. Vandaag deel 3: Neli Aalvanger-Prins, huismoeder.

31 July 2012 07:20Gewijzigd op 14 November 2020 22:25
Foto RD
Foto RD

„Ik koos er bewust voor om onze vijf kinderen zelf op te voeden en niet langer voor de klas te staan. Wíj hebben onze kinderen gekregen, dus wíj moeten ervoor zorgen. Dat besteed je niet uit aan derden.

Wellicht had ik er anders over gedacht als de ouders van mijn man Gerrit of mijn ouders dichterbij zouden wonen. Die zouden dan mogelijk op kunnen passen. Maar we hadden die keuzemogelijkheid niet. Onze ouders wonen in de Kop van Overijssel en dan is Leerbroek te ver.

Maar als we goede oppas zouden hebben, dan nog zou ik er moeite mee hebben om voor de klas te gaan staan. Ik kan namelijk niet twee dingen tegelijk goed doen. Als ik zou kiezen voor school, dan zouden mijn werk thuis en de opvoeding eronder lijden.

Ik ben heel dankbaar dat ik het kón doen. Er was geen financiële noodzaak om samen betaald werk te verrichten. Dat is best bijzonder. Ik besef dat veel jonge stellen die keuzemogelijkheid niet hebben. Maar persoonlijk voel ik me er goed bij. Als ik opnieuw voor de keuze stond, zou ik het opnieuw zo doen.

Wat de kinderen ervan vinden dat moeder er altijd voor hen is? Tussen de regels door merk je dat ze het waarderen. De oudste twee (23 en 21) werken, maar kiezen er bewust voor om thuis te blijven wonen. Gekscherend zeg ik wel eens: „Als je 26 bent, moet je het huis uit!” Maar als het zo ver is, kan ik het niet over mijn hart verkrijgen om hun de deur te wijzen.

Ik mag dan zelf niet meer voor de klas staan, maar vier van de vijf kinderen hebben wel iets met onderwijs. Nummer twee, Heleen, staat voor de klas in Nederhemert. Harmen, de derde, gaat naar het vierde jaar van de pabo. De jongste, Erika, zit nu op de havo en is zeker voornemens ook naar de pabo te gaan. De oudste zoon, Jaap, is planner van beroep, maar zijn vriendin zit ook op de pabo. Alleen de vierde, Gerben, heeft niets met onderwijs. Hij gaat in de ict en volgt de voetsporen van zijn vader.

Een groot voordeel van het huismoeder-zijn is dat je gelegenheid hebt voor vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld voor de school waar de kinderen op zitten. Huismoeders zijn breed inzetbaar. Het is echt niet zo dat zij niets doen, zoals sommigen geringschattend denken. Zo was ik bijna vijftien jaar coördinator van de verkeersbrigade voor school. Zelf deed ik ook mee als brigadier.

Ik heb hier in Leerbroek geholpen bij het opzetten van een spelotheek en heb daar ook enige tijd in het bestuur gezeten. Verder was ik oppasser bij het Spetterbad in Leerbroek. Dit bad, dat bestaat dankzij de inzet van vrijwilligers, is bestemd voor kinderen tot 14 jaar. Op een gegeven moment moesten er naast oppassers ook EHBO’ers komen. Met een aantal anderen heb ik toen een EHBO-cursus gevolgd en ben daarna nog lid van de EHBO-vereniging gebleven. Ik ben sinds een paar jaar bestuurslid van de EHBO.”

Opvoeding

„Ik was de oudste uit een boerengezin van zes kinderen uit het Overijsselse Grafhorst, bij Kampen. We hadden een kleine dorpsboerderij; er was dus geen land bij huis, alleen een stal en een erf. Mijn vader maakte eerst gebruik van de gemeenteweide waarop alle koeien van de boeren in het dorp door elkaar liepen. Later is die weide verkaveld.

Wij als kinderen moesten om de beurt meehelpen op de boerderij. Dat vond ik niet altijd leuk, maar ik heb er niets van gekregen. Het is goed als kinderen hun ouders helpen.

In ons gezin werd weinig gepraat en dus ook niet over geestelijke zaken. Die geslotenheid is kenmerkend voor de buurt. Later, toen mijn vader ziek werd en stierf, is dat veranderd. Dat gaf diepte aan de onderlinge band binnen ons gezin.

Mijn vader hield veel van kinderen. Op het erf, de deel en in de stal mochten wij naar hartenlust spelen, hutten bouwen, slagbal spelen. Ik kijk daar met veel genoegen op terug. Mijn vader genoot daar ook van. Ik denk dat ik liefde voor kinderen van hem heb geërfd. Ik zeg altijd dat mijn vader twee keer per jaar de stal moest opruimen. De eerste keer als de koeien eruit gingen en de tweede keer als de kinderen eruit gingen.

Op De Driestar heb ik een goede en fijne tijd gehad. Ik had en heb veel belangstelling voor geschiedenis. De lessen van dr. H. A. Hofman hebben daarom een onuitwisbare indruk achter gelaten.

Soms was er wel wat gezeur over mijn dialect. Volgens een lerares sprak ik het woord „eendje” niet goed uit. Wat een onzin. Mensen raken hun dialect nooit helemaal kwijt en dat is ook niet erg. Ik ben er best trots op. Mijn man en ik praten hier in Leerbroek tegen elkaar nog steeds in het Overijssels dialect. Met onze kinderen praten we gewoon Nederlands. Alleen als ik nijdig ben, gebruik ik wel dialect. Ze weten dan precies waar ze aan toe zijn.”

Minister

„Als ik een dag minister van Onderwijs zou zijn, draaide ik de samenvoeging van het kleuter- en het lager onderwijs terug. Ik zie nu veel onderwijsassistenten afhaken die prima met kleine kinderen kunnen omgaan, maar de pabo niet kunnen halen. Ik geloof dat het terugdraaien van de samenvoeging ook extra aantrekkingskracht heeft op het aantal mannen dat de opleiding tot onderwijzer wil volgen.

Ik geloof dat het goed is als kinderen niet alleen een juf hebben gehad, maar ook een meester. Zeker in deze tijd, waarin echtscheidingen aan de orde van de dag zijn, helaas ook in christelijke kring. Als kinderen dan geen vader meer hebben die ze dagelijks zien, hebben ze in ieder geval in de meester een identificatie­figuur.

Als ik toekomstige onderwijsgevenden een advies mag geven: leer ze natuurlijk goed rekenen en taal. Maar nog belangrijker is de geestelijke vorming die leerlingen meekrijgen. Geef ze voldoende geestelijk voedsel mee voor hun levensweg. Dat is kwestie van voorleven, maar ook van doorgeven, van vertellen.

Zelf heb ik me later nog vaak afgevraagd toen ik terugdacht aan mijn eigen jaren voor de klas: Heb ik de leerlingen wel voldoende meegegeven voor hun weg op reis naar de eeuwige toekomst?”


Naam: Neli Aalvanger-Prins

Geboren: 1 mei 1961

Gezinssituatie: gehuwd, vijf kinderen

Opleiding: mavo, havo, pedagogische academie

Werkervaring: vanaf augustus 1982 invalwerk op diverse scholen, onderwijzeres op CNS De Driester te Kamperzeedijk en de Oranjeschool te Zalk tot augustus 1988

Kerkelijke gezindte: hersteld hervormde gemeente te Leerbroek

Nevenfuncties: medeoprichter spelotheek Leerbroek, bestuurslid EHBO

Hobby’s: puzzelen, spelletjes doen, lezen

Laatstgelezen boek: ”De man die naar Auschwitz wilde” van Denis Avey

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer