CHE mag roomse docent weren
EDE – De Christelijke Hogeschool Ede (CHE) mag weigeren een man aan te stellen als docent, omdat hij een rooms-katholieke achtergrond heeft.
Dat heeft de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) deze week uitgesproken.
De man had bezwaar aangetekend bij de commissie, nadat hij bij de CHE had gesolliciteerd naar de functie senior docent ethiek. In zijn afwijzingsbrief kreeg hij in vijf punten uitgelegd waarom de hogeschool hem niet aannam. Eén punt was: „Vanwege onbekendheid en beperkte affiniteit met onze identiteit.”
De sollicitant, die zichzelf ziet als bruggenbouwer en zo de christelijke eenheid wil verwezenlijken, stelde bij de commissie dat hij wel degelijk affiniteit met de grondslag heeft. Zo heeft hij in het verleden de kerk van de Nazarener bezocht, was hij lid van de studentenvereniging Navigators en heeft hij een vriendin die lid is van een protestants-christelijke kerk.
Ook vindt de man dat de CHE zijn persoonlijke christelijke karakter en integriteit onvoldoende heeft gewogen. Volgens hem maakte de CHE verboden onderscheid op grond van godsdienst.
De CGB oordeelt echter dat de hogeschool tegenover de sollicitant geen verboden onderscheid heeft gemaakt. In de wet is namelijk een uitzondering opgenomen op dit verbod voor instellingen van bijzonder onderwijs. Zij mogen eisen stellen die –gelet op het doel van de instelling– nodig zijn voor het verwezenlijken van hun grondslag.
Volgens de CGB voert de CHE een „consistent beleid gericht op de handhaving van zijn grondslag. Hierbij heeft gewogen dat de stichting (de CHE, red.) van alle docenten verwacht dat zij meelevend lid zijn van een protestantse kerk en hierop nooit een uitzondering maakt.”
De commissie stelde verder in haar uitspraak dat „de eisen die de stichting aan een docent stelt omtrent zijn godsdienstige overtuiging noodzakelijk zijn voor het verwezenlijking van haar grondslag.”