Jongeren sleuren stafleden vakantiekamp het water in
De zon schijnt, de temperatuur stijgt, maar het water is nog lang niet warm. Toch moet en zal de leiding kopje-onder. Althans, de mannen. Een voor een verdwijnen ze in het meer. Meester Jasper: „De nagels staan in m’n rug. Wat hebben die gasten een kracht.”
Ze zijn deze week op kamp in De Bosrand in het Drentse Zuidwolde. Veertien jongens en meiden tussen de 13 en de 18 jaar. Niets aan te zien, toch een beetje bijzonder. De een heeft autisme, de ander ADHD, de derde PDD-NOS, de vierde een laag ontwikkelingsniveau. Pro-jongeren heten ze, omdat ze geen gewoon onderwijs, maar praktijkonderwijs volgen.
De deelnemers komen uit het hele land, de zeskoppige leiding is zuiver Zeeuws. „We kennen elkaar van eerdere kampen”, zegt Hans van Liere uit Oostdijk, die samen met zijn vrouw Susan al jaren de kernstaf vormt. „Bijzonder dat we zo’n hecht team zijn. We zijn helemaal op elkaar ingespeeld. Sommige gasten, maar ook ouders kijken eerst wie er als leiding meegaan. Ze vinden het prettig als het bekenden zijn.”
De Bosrand is een verbouwde boerderij, omgeven door groen. Binnen een eetzaal, een huiskamer en zowel beneden als boven slaapvertrekken. „Ideaal dat we jongens en meiden hier goed gescheiden kunnen houden”, zegt Van Liere met een knipoog.
Op tafel ligt De Saambinder. „Het Reformatorisch Dagblad wordt opgestuurd. We spelen er krantenmeppertje mee.” Aan de muur hangt een dagprogramma. „Dat vervangen we elke avond”, vertelt staflid Jasper de Bruine uit Oosterland. „We vermelden in grote lijnen wat we de volgende dag gaan doen. Deze jongeren hebben structuur nodig. Op de bonnefooi weggaan is er niet bij. Sommigen kunnen slecht tegen veranderingen en willen van tevoren alles weten. Anders gaan ze uit hun dak.”
Het weekprogramma vermeldt twee kerkdiensten op zondag, een avond met evangelist Van Drunen over zijn werk in Emmen, een bezoek aan Kamp Westerbork, een dag fietsen, een keer winkelen en op deze maandag: Giethoorn.
Maar eerst een halfuurtje Bijbelstudie. Het thema is de woestijnreis. Alle deelnemers hebben een boekje met vragen en opdrachten. „We deden eerst elke dag een Bijbelvertelling, maar dat wordt voor deze jongeren al snel te kinderachtig”, licht Van Liere toe.
Na de koffie is het insmeren geblazen, want de zon brandt om 10 uur al. „Is m’n neus wit?” wil Alinda weten. De verslaggever haalt z’n camera tevoorschijn. Karel Jan bij de eerste knip: „Komt deze op de voorpagina?”
Staflid Peter de Visser uit Aagtekerke is er voor de negende keer bij. „Ik ben ooit een avond op bezoek geweest bij een kamp dat Hans –we zijn collega’s op het Calvijn College– leidde. Na afloop vroeg hij: Zou je ook staflid willen zijn? Ik had het idee dat deze jongeren superdruk en ongezeglijk zijn, maar dat beeld heb ik moeten bijstellen. Na een week heb ik echt een band met ze. Dan vind ik het jammer om ze weer los te laten.”
Watjes
Bakkerszoon Sander houdt van zakendoen. „Ik krijg nog 5 kilo friet van Peter. Zet dat maar in de krant. Dan heb ik levend bewijs.” Als de insmeersessie voorbij is, duikt het gezelschap in twee busjes en een luxeauto. Op naar Giethoorn. Daar liggen kano’s te wachten. Geen fluisterboten. „Die zijn voor watjes”, meent Karel Jan.
Slingerend roeit het vrolijke gezelschap zich een weg door de nauwe sloten van Hollands Venetië. Op het brede meer, het Bovenwijde, lonken de ruimte en het water. De eerste gasten gaan overboord. Zwemmend of roeiend: het doel dat bereikt moet worden, is het eiland midden in het meer. Te zien én te ruiken, dankzij de barbecuelucht.
Eenmaal op het eiland plonsen alle gasten het meer in. Het afrekenmoment, vaste prik tijdens vakantiekampen, laat niet lang op zich wachten. Als eerste gaat meester Jasper de plomp in, gevolgd door meester Peter. Als meester Hans aan de beurt is, neemt hij de benen. De halve groep rent achter hem aan. Ook hij eindigt in het water.
De Bruine laat z’n rug zien: „De nagels staan erin. Wat hebben die gasten een kracht.” Het vrouwelijke deel van de leiding volgt het waterballet op veilige afstand. De dames Susan, Ineke en Tanja zorgen voor de catering. Ze gaan rond met koffie, koek, limonade én de snoeptrommel.
Niek volgt praktijkonderwijs op het Driestar College in Gouda. Hij wil timmerman worden. „Net als m’n vader.” En vrijwillig brandweerman. „Ook net als m’n vader.” Karel Jan, overtuigd: „Niek is een topgozer.”
Staflid Jasper de Bruine is er voor de zesde keer bij. „Die gasten vermaken, dat vind ik mooi. Ze zijn graag lekker actief bezig. Het kost een hoop energie, zo’n week, maar je krijgt er veel voor terug.” Normaal hanteert De Bruine hark en schoffel. „Ik ben hovenier. Dat levert nogal eens verbaasde reacties op. Veel stafleden werken in het onderwijs of de zorg. Misschien scheelt het dat ik een zus heb die ook met deze vakantieweken mee is geweest.”
Dankbare blikken
Tanja de Visser gaat sinds 2001 elk jaar mee als staflid. „Ik werk met een zorgklas op de basissschool in Aagtekerke. Deze groep sluit daar wat gedrag betreft bij aan. Ik heb zes weken zomervakantie en besteed er graag één aan dit werk. Het is voor ouders een ontlasting als ze hun zoon of dochter even niet om zich heen hebben. Hun dankbare blikken zeggen genoeg.” Peter de Visser: „Ik neem m’n petje af voor deze ouders. Zij hebben de kinderen 51 weken per jaar, wij één week.”
De leiding heeft de taken verdeeld. Ineke Mol: „Je hebt als staflid allemaal twee of drie gasten waar je verantwoordelijk voor bent. Omdat we elkaar als team zo goed kennen, kun je elkaars sterke kanten benutten.” Susan van Liere: „Als je zo’n vakantieweek eenmaal hebt meegemaakt, werkt het verslavend. Natuurlijk heb je je voorbereiding. Vooral het maken van de Bijbelstudies kost tijd. En als kernstafleden doen mijn man en ik altijd de boodschappen. Bij elkaar kost het ons zo’n twee dagen.”
„Dit kamp kan best een beetje promotie gebruiken”, vindt Hans van Liere. „Er zijn genoeg jongeren in deze leeftijd, toch krijgen we die ene week in de zomer maar net vol.”
De deelnemers verschillen onderling sterk, constateert hij. „Sommigen kunnen prima stilzitten en luisteren, anderen zijn constant in beweging. Afgelopen zondag ging het heel goed, ook al was het een dag met weinig lichamelijke actie. Maar ’s avonds na de koffie kregen een paar jongeren het flink te pakken; ze werden zó druk.”
De Bruine: „Sommigen lijken op zo’n moment gevangen te zitten in hun eigen lichaam. Een flinke wandeling is dan dé oplossing.”
De ultieme uitdaging, zo’n week? „Proberen de positieve dingen van elke deelnemer eruit te halen. Iedereen heeft die.”
De Bond van Vrouwenverenigingen van de Gereformeerde Gemeenten organiseerde veertig jaar geleden zijn eerste vakantieweek voor verstandelijk gehandicapten in Lunteren. Het aantal kampen breidde uit tot 29 dit jaar. Eén ervan is de vakantie voor jongeren die praktijkonderwijs (pro) volgen, deze week in Zuidwolde (zie artikel hieronder). Er gaan dit jaar in totaal zo’n 650 gasten en 400 stafleden mee. De kosten voor alle kampen samen bedragen 400.000 euro.
Voorzitter van de commissie die namens de vrouwenbond de vakantieweken voor ”mensen met een beperking” organiseert, is de 50-jarige Jan van ’t Hof uit Houten. Zelf is hij deze week kernstaflid van een groep lichamelijk gehandicapte jongeren tussen de 10 en de 20 jaar die vakantie houdt in Schoonoord, bij Emmen. „Het is fijn werk om te doen. Het kost je een week van je eigen vakantie, maar je krijgt er altijd meer voor terug dan je erin steekt.”
De commissie telt dertien leden, van wie er vier lid moeten zijn van het bestuur van de vrouwenbond. „De bond beschouwt het als een van zijn belangrijkste taken om vakantieweken te organiseren”, vertelt Van ’t Hof. „De bond delegeert het werk aan de commissie en legt verantwoording af op de synode. Ik heb nooit gehoord dat er vanuit de synode aanmerkingen op de vakantieweken zijn. Integendeel, het werk leeft breed in de gemeenten.”
Voor de meeste vakantieweken is het niet moeilijk om stafleden te vinden, maar het zijn vooral vrouwen die zich opgeven. Van ’t Hof: „Bij sommige kampen gaan er nauwelijks of helemaal geen mannen mee. Dat is om allerlei redenen niet goed. Het heeft deels te maken met de gedachte dat je voor dit werk een zorgachtergrond moet hebben. Dat is niet zo. Ook anderen kunnen goed als staflid functioneren. Wellicht dat mannen het wel lastiger vinden om een week uit hun gezin weg te gaan.”
Voor kernstafleden geldt dat zij lid moeten zijn van de Gereformeerde Gemeenten. „De overige stafleden mogen ook tot een van de andere reformatorische kerken behoren”, aldus de voorzitter. „Voor ongeveer 20 procent van de stafleden geldt dat. Zij komen vooral uit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten.”
Deelnemers die tot de Gereformeerde Gemeenten behoren, mogen een bijdrage naar draagkracht betalen. Van ’t Hof: „We willen dat het bedrag voor niemand een financiële belemmering is. We merken nooit dat er misbruik van deze regeling wordt gemaakt. Gasten uit andere kerken zijn het volledige bedrag verschuldigd. Het jaarlijkse tekort wordt aangevuld met acties van de vrouwenbond, de opbrengst van bijvoorbeeld zangavonden en giften van kerkenraden.”
De commissie regelt de groepsaccommodaties, de stafleden, de aanmelding van de gasten en de financiën. „De invulling van het programma is een taak van de stafleden zelf”, zegt de voorzitter. Hij roept iedereen die „gezond van lijf en leden” is ertoe op zich beschikbaar te stellen als staflid.