Varianten van bao weerspiegelen cultuur
Het is zomer en dat betekent dat er in veel landen weer volop buitenspelen worden gedaan. Vandaag: Afrika en mancala of bao.
Aan de rand van een marktplein in de Tanzaniaanse havenstad Dar es Salaam staat een kluwen mensen zich te verdringen. Een jongeman steekt zijn nek uit om vooral niets te missen. Wat hier gaande is? Twee mannen zitten geconcentreerd boven een houten bord met twee keer zestien kuiltjes en verplaatsen daar in razende vaart steentjes over. Voor een toevallige passant is er geen touw aan vast te knopen, maar het publiek reageert met langgerekte oh’s en ah’s op de veranderingen op het speelbord.
Of het nu in steden is of in dorpjes op uren rijden van de ‘bewoonde wereld’, dit tafereel is in Afrikaanse landen overal aan te treffen. De spellen worden vaak onder een boom gespeeld, omringd door publiek. Als er geen bord beschikbaar is, kunnen in de grond kuiltjes gemaakt worden. Het is dus altijd en overal te spelen.
In Tanzania en op het eiland Zanzibar noemen ze het spel bao, maar het is in Afrika onder vele namen bekend. In Malawi en Congo zetten de dorpelingen zich voor een potje mancala, in het noorden van Kenia wordt er kombe gespeeld en de Dinka’s in Zuid-Sudan opperen een potje aweet.
Er zijn –meestal– twee spelers, die steentjes of zaadjes verdelen over elk twee rijen. Het gaat er vervolgens om de steentjes van de tegenstander in te nemen of hem klem te zetten, zodat hij geen kant meer opkan. De steentjes mogen volgens vaste regels verplaatst worden.
Hoewel het spel in grote delen van Afrika wordt gespeeld, is het niet exclusief Afrikaans. Het wordt in al zijn varianten gespeeld van West-Indië tot Hawaii en van Turkije tot Zuid-Afrika. In het Midden-Oosten, maar ook in India verzamelen mensen zich om het spel. En dat al eeuwenlang. Het duikt zelfs al op in oude hindoemythologie.
Onderzoekers geven vrij algemeen de Arabieren de eer het spel te hebben bedacht. Kooplieden zouden het vervolgens verder hebben gebracht en zo zou het ook Afrika hebben bereikt. Maar welke Arabieren het spel precies waar brachten, daarover bestaat nog veel onduidelijkheid. Opmerkelijk is dat ook vrij geïsoleerde volken het spel soms al generaties lang spelen.
Dat Afrikanen al lang, lang geleden bij elkaar gingen zitten rond wat steentjes en kuiltjes, is echter duidelijk. In Ethiopië en het huidige Eritrea zijn bij opgravingen delen van aardenwerken varianten van het spel gevonden uit de zesde of zevende eeuw.
Het spel mag dan wijdverbreid zijn, de varianten verschillen en weerspiegelen de lokale cultuur. Zo noemen de Keniaanse volken Meru en Masai de kuiltjes een kraal, terwijl de Javanen in Indië spreken van een rijstveld.
Een Ugandees speelt omweso (zoals hij het noemt) razendsnel. De minste aarzeling kan betekenen dat zijn beurt voorbij is. Andere volken doen het wat kalmer aan. De Masai houden er een ondoorgrondelijke variant op na waarbij verschillende spelers tegelijk op een bord spelen. Spellen zijn een microkosmos van het leven, doceren onderzoekers.
Dit is deel 4 in een serie over buitenspelen in het buitenland.