Ritme als een antwoord op de haast
Alles lijkt grenzeloos. Werk loopt over in vrije tijd en andersom. Mobieltjes met een eindeloze rij mailtjes en tweets erin gaan mee naar bed. Winkels willen open op zondag. Maar hoeveel verlies aan sociale ritmiek kan een mens verdragen?
Over die vraag schreef filosoof en arts Marli Huijer (1955) een boek: ”Ritme. Op zoek naar een terugkerende tijd”. De dreigende teloorgang van gezamenlijke leefritmes kan een serieus politiek probleem vormen, stelt Huijer, en kan ontwrichtend werken op maatschappelijke verhoudingen.
Eind 2010 wees ze in de essaybundel ”Komt tijd, komt raad?” van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) al op de rol van de overheid op dit punt. Een ministerie van tijdsordening lijkt haar een goed idee.
Ritme, tijd – wat hebt u daarmee?
„Ik ben al zeker tien jaar bezig met het thema tijd. Mijn leerstoel aan de Erasmus Universiteit heet filosofie van cultuur, politiek en religie, en ik heb hard nagedacht hoe tijd daarin past. Ik kwam op ritme, en vooral sociale ritmes: dat heeft raakvlakken met cultuur, religie én politiek. Religie bijvoorbeeld heeft enorm de indeling van de dag en de week bepaald.
Aan tijd zitten complexe vraagstukken vast. Fascinerend. Allerlei antwoorden kan ik niet eens vinden. Zoals op de vraag: is tijd nu continu of discontinu? Ik denk nog steeds: discontinu. Tijd wordt continu door dingen die groter zijn dan een mensenleven. Een simpel voorbeeld: de heg die daar staat is uit 1880, hij is veel ouder dan ik, en zal ook ouder worden dan ik. Dat soort zaken creëert continuïteit in onze wereld.
Maar de tijd heeft ook heel veel gaten. De aanslagen op de Twin Towers in New York op 11 september 2001 zorgden van het ene op het andere moment voor een breuk waardoor een gat in ons besef van continuïteit werd geslagen. Het voelt alsof de wereld opeens alle kanten uit kan, alsof alles niet één doorlopend verhaal is. Zoiets zorgt voor een gat in ons cultureel bewustzijn van de tijd.”
Wat bedoelt u met ritme?
„Ritme is een tijdsordening waarin herhaling gecombineerd wordt met variatie of vernieuwing. De maandag herhaalt zich, de dinsdag herhaalt zich – en toch is elke maandag nieuw en elke dinsdag nieuw, binnen de ordening van een zevendaagse week. Ik vond een mooie omschrijving in de muziek: „Ritme is het borduursel op het stramien van de maat.” Het is het borduursel én de maat, variatie én vastheid. De kunst is om in de organisatie van het individuele en het collectieve leven te ontdekken waar de discipline moet zitten, en waar de vrijheid. Alleen vrijheid werkt niet, alleen discipline ook niet. Balans is belangrijk.”
Wat voor cijfer krijgt het ritme van onze maatschappij van u?
„Ik ga geen cijfer geven. Het is een enerzijds anderzijds. In de documentaire ”Nederland van boven” van de VPRO zit een prachtige uitzending die vanuit de lucht laat zien dat vrijwel alle Nederlanders op hetzelfde tijdstip opstaan. Je ziet hoe laat ze in de file staan of in de trein zitten, hoe laat ze lunchen, wanneer er belangrijke televisie-uitzendingen zijn; na afloop wordt massaal water gebruikt voor de wc’s. In het verbruik van water en energie zitten enorme patronen. Van bovenaf lijkt het alsof wij een geweldige ordening hebben en allemaal hetzelfde doen.
Tegelijk wordt er op dagelijks niveau geknaagd aan de randen van ritmiek. Steeds meer Nederlanders nemen geen lunchpauze, werken door tot vroeg in de avond, zijn ’s avonds en in het weekend nog aan het mailen. Kleine vervuiling, als kleine plastic flesjes zou ik zeggen, duikt overal op.
Banen van 9 tot 5 veranderen gaandeweg in een systeem waarbij de een om 7.00 uur begint en de ander om 10.00 uur. Van de kinderopvang wordt geëist dat hij van vroeg tot laat open is. Dat geldt ook voor winkels en scholen. Het algehele beeld van een duidelijke ritmiek wordt zo langzamerhand uitgehold. De vanzelfsprekendheid om dingen niet te doen, of juist op een specifieke tijd te doen, verdwijnt.
Op de een of andere manier zullen we nieuwe ritmes moeten ontwikkelen, zodat mensen niet voortdurend aan het onderhandelen zijn. Zo’n oplossing moet dan geen strak stramien zijn, maar een grondpatroon. Voor een groot deel moeten deze ritmes nog uitgevonden worden. We zitten echt in een overgangssituatie. Het is nog maar vijftig jaar geleden dat mijn moeder moest stoppen met werken omdat ze ging trouwen!”
Wie moet zo’n ritme vaststellen?
„Ritmes zijn de uitkomst van culturele processen. Er is zo’n enorme polyritmiek in de samenleving dat de overheid niet zomaar van bovenaf kan zeggen: We ontwikkelen nu dit frame en zó gaan we het doen. Ook de werkvloer is erbij nodig. Vervoersbedrijven, scholen, alles.”
In uw boek noemt u een ministerie van tijdsordening…
„Dat is geen grap. Er bestaat een ministerie voor Ruimtelijke Ordening –dat vinden we heel normaal– maar geen ministerie van temporele ordening. Terwijl ruimte en tijd gelijkwaardig zijn als het gaat om de vraag hoe ordenend ze zijn in ons leven.”
Wat kan zo’n ministerie doen?
„Inventariseren waar tijdsproblemen liggen. Het SCP kwam in 2010 met een rapport over knelpunten die burgers ervaren op het gebied van tijd, en over historische veranderingen. Er werden ook voorstellen gedaan voor temporele ordening. Misschien moet dat laatste wel meer op lokaal niveau gebeuren in plaats van op overheidsniveau. Zo’n ”Nederland van boven” laat zien dat water- en elektriciteitsbedrijven er niet aan ontkomen om te weten hoe het verbruik temporeel in elkaar zit. Architecten, ook landschapsarchitecten, overleggen al op allerlei manieren met burgers. Op die manier zouden ook tijdsontwerpen kunnen worden gemaakt.”
Het nieuwe werken –werken waar en wanneer je wilt– is vaak genoemd als oplossing voor allerlei problemen. Hoe kijkt u daar tegen aan?
„Onlangs hield ik een lezing voor managers. Zij zeiden: Wat ons opvalt, is dat mensen een veel groter verlangen hebben om ergens bij te horen en collega’s te zien dan wij ooit hadden gedacht. Het is een probleem als werknemers zich eenzaam gaan voelen en vervolgens het werk niet leuk meer vinden.
Wat bedrijven moeten doen, is kijken of ze ondanks flexibiliteit een ritme kunnen inbrengen als randvoorwaarde. Daarvoor zullen ze eerst moeten inventariseren wat de behoeften zijn, en hoe vaak werknemers elkaar willen zien. Wekelijks? Organiseer dan bijvoorbeeld wekelijks een lunch.
Zonder ritme wordt het een chaos, omdat iedereen naar eigen inzicht zijn tijd indeelt en iedereen een beetje ongelukkig is.”
Verschilt die behoefte aan randvoorwaarden niet per persoon?
„De geluiden die ik vanuit organisaties hoor, wijzen erop dat alle werkende mensen behoefte hebben aan contact met collega’s. Als mensen samen iets doen, samen bewegen, tegelijk een broodje naar de mond brengen, ontstaat daar een emotionele verbintenis.
Daar komt bij dat onze hersenen maar een bepaalde tijd ingespannen bezig kunnen zijn. Zodra rustmomenten verdwijnen, ook door voortdurend Facebooken of laat doorwerken, zijn er geen herstelmomenten meer. Dan kun je op een briefje geven dat mensen burn-out raken. Dat gebeurt ook. En er ontstaan slaapproblemen. In heel Europa slapen mensen minder.”
Hoe valt de onafgebroken informatiestroom via Facebook en Twitter te rijmen met ritme?
„In sociale media zit veel ontregelends, maar ik verwacht dat het tijdelijk is. Van alle apparaten die nieuw het huishouden binnenkomen, zeggen we: Help, die gaan ons tijdsregime overnemen. Maar op de een of andere manier weten we ze toch telkens te domesticeren – zowel de afwasmachine als de radio. En dan houden ze ons juist aan een vaste volgorde.
Rond nieuwe communicatiemiddelen ontstaat vanzelf een etiquette. Steeds meer mensen vinden het gebruikelijk hun telefoon niet op te nemen, en vinden het minder gewoon om lang te telefoneren. In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw waren lange telefoongesprekken heel normaal. Jongeren zeggen nu: Of je spreekt met elkaar af, of je sms’t. Ziehier de domesticatie van die altijd zo aanwezige telefoon in de huiskamer.
Voor Facebook bestaan applicaties die ervoor zorgen dat de gebruiker maar eens in de vijf minuten op Facebook kan. Op Twitter schrijven mensen: Ik moet nu naar bed hoor! Zo herinneren we elkaar aan ritmes.”
Onthaasting –of een sabbatical nemen– ziet u niet direct als de oplossing voor tijdsproblemen. Toch werd een boek als ”Stil de tijd” van Joke Hermsen, een pleidooi voor een pas op de plaats en tijdloze momenten, een bestseller. Waarom spreekt dat zo aan?
„Er wordt veel geschreven dat we tegenwoordig allemaal druk-druk-druk zijn. Ik denk dat mensen zich daarin herkennen. Maar ik vraag me af of de diagnose klopt.
We klagen al zolang als er wordt geschreven –en waarschijnlijk al veel langer– over haast. Het leven is te kort. We willen meer tijd dan we toebemeten krijgen. Honderden jaren voor Christus wordt in geschriften al over tijdsdruk geklaagd. Festina lente, haast u langzaam, is een zeer oude uitspraak. Journalist Henk Hofland schreef in 1955 ”Geen tijd”, en dat gaat er alleen maar over dat mensen zo’n haast hebben. Terwijl wij nu zeggen: de jaren 50 waren zo traag…
Elke technologische vernieuwing –de eerste fiets, auto, trein– geeft ons een gevoel van versnelling. Opeens hoef je niet meer de hele dag in een tobbe de was te staan doen. Dat snelle kan toch niet goed zijn, denken wij dan. Maar waarom zou snelheid het grote kwaad zijn? Snelheid is altijd relatief. De hogesnelheidstrein rijdt erg snel, maar als je binnen rondkijkt, ziet het er rustig en langzaam uit.
Vorige week las ik over een onderzoek naar tijdsbeleving onder gevangenen. Voor hen gaat de tijd toch langzaam! In de gevangenis is de tijd gestild, maar ja, dat is ook vreselijk.”
Dus een beter antwoord op haast is ritme?
„Ja. In het hoofdstuk ”Lekker snel. En lekker langzaam” doe ik wat voorstellen voor ritmische randvoorwaarden. Een goed ritme is prettig snel en prettig langzaam. Het klinkt misschien als terug naar af, maar in mijn boek stel ik voor de werkweek op te rekken tot en met de zaterdagochtend. We zouden collectief een vaste woensdagmiddag vrij kunnen houden, ook in werksituaties, en in plaats daarvan op zaterdagmorgen werken. Dat geeft meer speelruimte, ook voor tweeverdieners. Tegelijk doorbreekt zo’n vrije woensdagmiddag de sleur.”
Is vakantie –zomaar vier of zes weken uit je ritme stappen– wel een goed idee?
„Ik denk wel dat het gezond is om regelmatig –ik weet niet met welke regelmaat, dat hangt van iemands ritme af– afstand te nemen van het dagelijks leven. Het is daarbij wel van belang hoe de tijd wordt besteed. Mensen komen soms vermoeider terug.
Vroeger zag een vakantie er elke zomer hetzelfde uit. De familie ging bijvoorbeeld naar het strand; het was één grote herhaling. Bij vertrek was duidelijk: gelukkig gaan we volgend jaar weer. Toen was vakantie gericht op ontspanning, nu meer op consumptie – ervaringen opdoen, zo veel mogelijk van de wereld zien. Het is minder een rustperiode dan vroeger.
Toch vind ik vakantie een heilig moment, een bewust gecreëerd gat in de tijd. Accudagen noem ik die vrije dagen. Ik ben er dus een grote voorstander van om in het ritme voortdurend een afwisseling te bereiken, tussen dat wat alledaags is en dat wat onalledaags is. ”
Aan de zondag als rustdag wordt ook geknaagd. Hoe ziet u die dag?
„De samenleving, of die nu ontkerkelijkt is of niet, heeft baat bij een rustdag. Als de vrije zondag wordt opgeheven, komt er geen andere dag voor terug. Laten we alsjeblieft de zondagsrust, die ene dag rust, handhaven.
Zondagsrust kan niet alleen door de overheid worden afgedwongen; ook dat ritme zullen we met elkaar in stand moeten houden. Dat betekent dat als de buurman op zondagmorgen om 9.00 uur de zaag aanzet om een boom te snoeien, je even de bereidheid moet hebben om te roepen: „Hállo! ’t Is zondag!” Zolang wij dat blijven doen, zullen mensen denken: „O ja.” Die vrije dag is een broodnodig element voor de overleving van de samenleving.”
”Ritme. Op zoek naar een terugkerende tijd”, Marli Huijer; uitg. Klement, Zoetermeer, 2012; 978 90 8687 082 0; 206 blz.; € 19,95.