Bedekte harten
Jesaja 25:7
„En Hij zal op deze berg verslinden het bewindsel des aangezichts, waarmee alle volken bewonden zijn, en het deksel, waarmee alle naties bedekt zijn.”
Er is een bewindsel over ieder natuurlijk hart, een dik, ondoordringbaar bewindsel. Er was een voorhangsel in de tempel voor de ingang van het heilige der heiligen, zodat geen oog de heerlijkheid des Heeren daarbinnen kon zien. Er was een bedekking over het aangezicht van Mozes, toen hij van de berg kwam, omdat iets van de heerlijkheid van Christus op zijn gelaat scheen. Toen die bedekking weggenomen was, konden zij niet zien vanwege de heerlijkheid.
Zo is er een bewindsel op de harten van de Joden tot op deze dag, als Mozes en de profeten hun gelezen worden. Zo is er een bewindsel over uw harten als u leeft, evenals velen, in uw natuurlijke toestand, een dik, ondoordringbaar bewindsel. Zijn naam is ongeloof. Hetzelfde bewindsel dat de schoonheid van het beloofde land voor Israël verborg in Kades-Barnea: „want zij konden niet ingaan, vanwege hun ongeloof.” Diezelfde bedekking ligt heden over uw harten. Dit is de grote reden van uw onverschilligheid omtrent Christus. De Heere moge daarom de hele rijkdom van Zijn schoot –de onnaspeurlijke rijkdom van Christus– op de tafel neerleggen.
R. M. M’Cheyne, predikant te Dundee
(”Laatste verzameling”, 1862)