Ontferm U
Met een frons tussen mijn wenkbrauwen reed ik de snelweg op. Diep in gedachten, met de blik op oneindig. Onrustig, na het laatste overleg van die dag. Die middag besprak ik met een hotemetoot uit refoland de ontwikkelingen onder ons en onze jongeren. Voor de zoveelste keer, met de zoveelste persoon, die nog zo veel meer wist dan ik. Conclusie: ik weet het niet meer. We weten het eerlijk gezegd allemaal niet meer. Wie het weet mag het zeggen, ik zwijg.
Al turend tussen de witte strepen op de snelweg stond het huilen me nader dan het lachen. Niet om wat jongeren allemaal uitvreten. Niet om de aanhangwagens met bierkratten die door Veluwse dorpen rijden als C1000 een aanbieding heeft. Niet om de seksuele uitspattingen die mij soms de haren ten berge doen rijzen. Niet om de multimediale drugs, die velen in eindeloze vloed tot zich nemen. Want eerlijk gezegd snap ik hen wel. Ik ben ook een mens, met ziel en lichaam. Met hartstochten en gebreken. Zondig, tot op de diepste vezels van mijn bestaan.
Mijn verdriet kwam voort uit de blik in de ogen van enkele tieners die ik sprak in een gemeente. Prachtige, vrolijke, best wel serieuze tieners. Hun ogen onderstreepten hun woorden: „Jullie zeggen dat nu wel allemaal, maar bestaat God eigenlijk wel?” Ze waren het er roerend over eens: „De hemel lijkt gesloten, ik hoor niks.” Zeker, ze baden iedere dag. Sommigen zelfs twee keer. Hun Bijbeltje ging regelmatig open en met huisgodsdienst was het prima in orde. De preek was lang niet slecht, hoewel soms best moeilijk. Over de catecheet weinig te klagen, er was ruimte voor gesprek en vragen. Gezin en gemeente waren beide om door een ringetje te halen. Alles klopte, in alles was voorzien. En toch ontbrak er iets. Het leek ademloos stil, tussen hemel en aarde.
Daar achter het stuur brak mijn hart. Meer dan ooit in de diepe overtuiging dat wij niets, werkelijk niets, kunnen bijdragen aan genade. Deze autorit werd één lange hulpkreet tot God, via de doopvont naar Golgotha. „Ontferm U, om Jezus wil!” Het is absoluut uitgesloten dat wij dankzij ons organiseren, debatteren en fulmineren één jongere redden voor de eeuwigheid. Alleen Gods Geest kan en wil levend maken. Zijn Geest is erbij als twee, of drie samenkomen. Wanneer ieder die de Heere dient zich het komende jaar in gebed en gesprek richt op één afhakende jongere, is er doorlopend gejuich in de hemel. Maranatha!