Cultuur & boeken

Tussen vrijheid en regulering

De Britse cultuurhistorici Asa Briggs (Oxford) en Peter Burke (Cambridge) hebben zich geworpen op de sociale geschiedenis van de media. In hun 350 pagina’s tellende studie komt heel wat aan de orde. Zij richten zich op de westerse wereld vanaf de vijftiende eeuw, waarbij het accent sterk ligt op de Angelsaksische landen.

Dr. C. S. L. Janse
28 August 2003 18:48Gewijzigd op 14 November 2020 00:31

Een belangrijke conclusie uit de geschiedenis van de media is dat door de komst van nieuwe media de oudere media niet zijn verdwenen, maar naast de nieuwkomers bleven bestaan. Na de uitvinding van de drukpers en de printer, zijn mensen blijven schrijven. Boeken en radio verdwenen niet door de opmars van de televisie.

Wellicht kun je deze wetmatigheid ook toepassen op de dagbladen. Het is aannemelijk dat door de opmars van digitale kranten de papieren krant niet zal verdwijnen. Wel zal dat proces tot een herpositionering leiden.

Door de boekdrukkunst nam het aantal boeken aanzienlijk toe. Het werden er veel meer dan iemand in zijn hele leven zou kunnen lezen. Men moest gaan kiezen. Vandaar dat vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw het verschijnsel boekrecensie opduikt.

Aanvankelijk was Venetië het centrum van de boekdrukkunst, later nam Amsterdam die plaats over, om in de loop van de achttiende eeuw door Londen overvleugeld te worden. Met copyright hield men in die tijd geen rekening.

De toename van het aantal boeken leidde vermoedelijk ook tot een andere manier van lezen. Intensief lezen (hardop lezen, herlezen en veel nadenken over het gelezene) was kenmerkend voor de tijd dat men aangewezen was op schaarse handschriften of een beperkte boekenvoorraad. Na 1750 ging het extensieve lezen overheersen. Boeken werden in veel gevallen vluchtig doorgenomen. Dat grasduinen in boeken was ook mogelijk geworden omdat ze voortaan voorzien werden van een hoofdstukindeling, register en inhoudsopgave.

Pausverkiezing
Veel zaken die voor ons vanzelfsprekend zijn, waren eens een nieuwtje. Zo leidde de boekdrukkunst tot het gebruik van voorgedrukte formulieren. Het zestiende-eeuwse Venetië deed dat ten behoeve van de volkstelling. Men kon de inwoners categoriseren als edelen, burgers of ambachtslieden. Verder moest men het aantal bedienden en gondels invullen. In de zeventiende eeuw deden formulieren hun intrede bij de pausverkiezing.

Zoals het gebruik van stoom zou leiden tot de opbouw van een spoorwegnet dat steden en landen aan elkaar knoopte, zo leidde de toepassing van elektriciteit tot de opkomst van nieuwe media. Vanaf het midden van de 19e eeuw was men in de westerse wereld vertrouwd met de telegraaf. Aan het eind van die eeuw kwam daar de telefoon bij. Die vond sneller ingang in de Verenigde Staten en Canada dan in Europa. Dat wees er op dat de nieuwe wereld de oude wereld ging overvleugelen.

In Europa zag men de telefoon niet als een communicatiemiddel voor de massa, maar zoals The Times in 1902 schreef, vooral als een „gemak voor de rijken en als een zakelijk apparaat voor mensen die het kunnen betalen.”

Oude gebruikspatronen
Inmiddels was ook de draadloze communicatie in beeld gekomen. Hier moet de naam van de Italiaan Marconi genoemd worden. De radio werd aanvankelijk gezien als een variant van telefonie, waarbij het alleen vervelend was dat ook anderen dan degene voor wie de boodschap bedoeld was, die konden oppikken.

Pas later kreeg men door dat de kracht van dit medium juist gelegen was in het bereiken van grote publieksgroepen. Een duidelijk voorbeeld van hoe nieuwe media aanvankelijk gehanteerd en gemodelleerd worden naar het patroon van de vertrouwde media.

In totalitaire landen werd de radio vooral gezien als een uitgelezen medium voor overheidspropaganda. Dat gold voor zowel voor nazi-Duitsland als voor Sovjet-Rusland, al trad Stalin, anders dan Hitler, zelden voor de radio op. Radiotoestellen werden in de Sovjet-Unie zo gemaakt dat ze geen buitenlandse zenders konden ontvangen.

In Groot-Brittannië kreeg de BBC een monopoliepositie en groeide ze uit tot een nationale instelling, die wel vergeleken werd met de Anglicaanse Kerk. In 1923 begon men met de uitzending van weersvoorspellingen.

In de VS daarentegen droeg het radiobestel een commercieel karakter. De nadruk lag daar op amusement. Zeepfabrikanten als Colgate-Palmolive en Procter and Gamble sponsorden de soap opera’s, die sindsdien een begrip werden. De Federal Radio Commission moest eventuele kwesties op radiogebied beslechten.

Aan het Nederlandse radiobestel wijden de auteurs twee alinea’s. Altijd nog meer dan aan het Oostenrijkse of Deense, zullen we maar denken. Ze spreken van een uniek bestel dat voornamelijk bestond uit godsdienstige groeperingen. Alleen trekken ze ten onrechte de streep bij 1939. Na de Tweede Wereldoorlog, die overigens voor Nederland pas in 1940 begon, was er immers, na wat strubbelingen, een terugkeer van de verzuilde omroepen.

Televisie
Met de opkomst van de televisie maakte de wereld kennis met een nieuw en invloedrijk medium. De Verenigde Staten liepen daarbij voorop, Groot-Brittannië was een goede tweede, vervolgens kwam West-Europa en daarna de rest van de wereld. In 1955 kregen de Britten commerciële televisie en verloor de BBC haar monopoliepositie. Later deed die ontwikkeling zich ook voor in andere Europese landen.

Aan kritische geluiden over de invloed van de televisie gaan de auteurs zeker niet voorbij. Het begin daarvan zien zij in de studie van Hilde Himmelweit ”Television and the child” uit 1958.

In de laatste hoofdstukken wordt aandacht besteed aan computers, internet en satellietverbindingen. Ook daar is veel over te zeggen als het gaat om de maatschappelijke gevolgen. De auteurs citeren in dit verband David Halberstam, die stelt dat in een multimediale samenleving een cultuur van beweren en verdedigen opkomt, wat ten koste gaat van een oudere cultuur van verifiëren.

Voor wie er nog niet van overtuigd was dat de sociale invloed van de media enorm is, biedt dit boek veel informatie. Informatie die ook bruikbaar is voor een nadere bezinning in reformatorische kring over de omgang met allerlei media.

Al dragen de media in hoge mate een instrumenteel karakter, toch blijft er een niet te verwaarlozen kern van waarheid in de bekende uitspraak van McLuhan „The medium is the message”: het medium bepaalt de boodschap. En al moeten we beducht zijn voor een totalitaire maatschappij, de vrijheid in de media kan en mag nooit onbeperkt zijn. Dat geldt voor gedrukte stukken evenzeer als voor internet.

voetnoot (u17(”Sociale geschiedenis van de media, van boekdrukkunst tot internet” door Asa Briggs en Peter Burke; uitgave SUN, Amsterdam; 2003; ISBN 90 5875 072 8; 365 blz.; € 34,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer