Splitsen die euro, maar wel langzaam
Een simpele oplossing voor de problemen rond de euro is er niet. Prof. dr. Elbert Dijkgraaf schetst een route die het volgens hem verdient verder verkend te worden.
Je hebt momenteel twee smaken als je eurodebatten volgt. De eerste smaak is die van de eurofielen. Die blijven geloven in de Europese droom. De euro was volgens hen een goed idee, van het begin af aan. Natuurlijk moeten de landen zich beter aan de regels houden. We schuiven een miljard of wat en als we ook nog wat extra bevoegdheden aan Brussel afstaan, komt het vanzelf wel weer goed.
Je hebt óók de euroafvalligen. Die geloofden eerst wél in de Europese droom, en nu weer (even?) niet. Ze stemden destijds voor de euro, maar willen nu niet op de blaren zitten. En elke euro die naar de buren gaat beschouwen ze als weggegooid geld. Ze hunkeren naar de herinvoering van de gulden. Brussel kan alleen maar kwaad doen.
Maar naast deze twee smaken is er ook nog een derde optie, die van de eurosceptici. Die vonden al vanaf het begin dat de euro een waagstuk was waar we beter niet aan konden beginnen. Die wezen er verder op dat landen zoals Griekenland beter niet tot de monetaire unie zouden kunnen worden toegelaten. Brussel, zo redeneerden en redeneren ze, kan diensten bewijzen, maar liefst op zo weinig mogelijk terreinen. Als internationale samenwerking waar dat nodig is meerwaarde heeft, prima, maar laat het daar dan bij.
Gelukkig is er dus meer dan de twee smaken die ons door veel mensen worden voorgehouden. Eurosceptici vullen het gat tussen de niet realiseerbare wensdromen van eurofielen en de desastreuze politiek van de euroafvalligen. Dit gezegd zijnde, rijst dan wél de vraag wat je als euroscepticus nu met die euro moet.
Doorgaan op de weg van meer integratie en bevoegdheden in Brussel creëert alleen maar een groter Europees monster. Die kant moeten we niet op willen. Simpelweg de stekker uit de euro trekken, kan desastreus uitpakken. Een groot deel van het Nederlandse geld wordt in het buitenland verdiend. De euro afschaffen betekent dan: enorme verliezen voor je rekening nemen.
Een derde weg is daarom aanbevelenswaardig. De grote lijnen zien er als volgt uit. Eerst moet de grote fout goedgemaakt worden die bij het begin van de euro is ontstaan. Die fout is dat landen onvoldoende gestraft kunnen worden als ze zich niet aan de afspraken houden. We moeten daarom het recht creëren om landen stemrecht te ontnemen en, als dat geen effect heeft, uiteindelijk uit de euro te zetten als ze zich niet aan afspraken houden.
In de tweede plaats koppelen we deze rechten ook aan de wenselijkheid om landen uit de euro te zetten. Het kan zijn dat landen zich wel aan de afspraken houden, maar het tempo van de andere EU-landen niet kunnen bijhouden. Als blijkt dat landen wat ontwikkeling betreft achterblijven, kan de situatie ontstaan dat het voor iedereen beter is dat een land toch de euro verlaat. Anders ontstaan er vroeg of laat weer problemen.
De euro moet gebaseerd zijn op landen die elk afzonderlijk structureel hun eigen broek op kunnen houden. Er moet voldoende geproduceerd en geëxporteerd worden. Anders blijft de situatie bestaan dat zich goed ontwikkelende landen borg moeten staan voor de achterblijvers. Afscheid van elkaar nemen is dan niet alleen geboden om de euro te behouden, maar ook in het belang van iedereen.
In de derde plaats dient vastgelegd te worden dat als een land uit de euro wordt gezet dit niet op asociale wijze gebeurt. Een land financieel naar de afgrond laten gaan is in niemands belang. Zo’n euro-exit zal een gecontroleerd proces moeten zijn, gepaard gaand met maatregelen ten behoeve van degenen die met een eigen munt verder zullen moeten gaan. Een soort Marshallplan voor de vertrekkers dus. Dat voorkomt chaos en garandeert een overgang zonder al te veel sociale, financiële en economische brokken.
Als deze mogelijkheden er eenmaal zijn, moet er natuurlijk niet geaarzeld worden om er ook daadwerkelijk gebruik van te maken. Bijvoorbeeld omdat landen zich niet aan de afspraak houden. Of omdat het voor iedereen beter is dat men de euro verlaat teneinde orde op zaken te kunnen stellen. Maar pas op het moment dat de inschatting reëel is dat de euro een dergelijke exit aankan.
Op die manier is er niet sprake van een grote klap waarbij de euro gesplitst wordt. Dat is organisatorisch al een onbegaanbare weg, en de kans op de ondergang van de euro, en daarmee een crisis die zonder precedent is op ons continent, is te groot. Wel ontstaat er een organisch proces, waarbij per land wordt bezien of de tijd rijp is om afscheid te nemen. De weg van de geleidelijkheid dus.
Iedereen die tegenwerpt dat er veel hobbels en kuilen op deze weg zijn, heeft gelijk. Een simpele oplossing is er niet. Maar het is wel een route die het verdient om verder verkend te worden. Laten we hopen dat het kan, want de wegen van de eurofielen en de euroafvalligen bieden in ieder geval geen perspectief.
De auteur is Tweede Kamerlid voor de SGP. Dit artikel verscheen eerder op de website novini.nl.