Opinie

Samenwerking met evangelischen mag niet leiden tot devaluatie gereformeerde leer

Het zou betreurenswaardig zijn als intensievere samenwerking met evangelischen leidt tot een devaluatie van de gereformeerde leer, reageert ds. C. G. Vreugdenhil op Hans Maat (RD 9-6).

12 June 2012 20:07Gewijzigd op 14 November 2020 21:33
„Goed gevoel is drijfzand vergeleken bij de leer van de Schrift. Deze leer is bondig samengevat in de (gereformeerde) belijdenisgeschriften, de orthodoxe ruggengraat van reformatorischen.” Foto: interieur van de Martinikerk te Doesburg. foto RD, Henk Viss
„Goed gevoel is drijfzand vergeleken bij de leer van de Schrift. Deze leer is bondig samengevat in de (gereformeerde) belijdenisgeschriften, de orthodoxe ruggengraat van reformatorischen.” Foto: interieur van de Martinikerk te Doesburg. foto RD, Henk Viss

Hans Maat stelt in een recente opiniebijdrage dat de tegenstelling reformatorisch versus evangelisch door de tijd is ingehaald. Hij wijst onder meer op de Pinksterconferentie in Biddinghuizen. Tienduizenden reformatorische christenen zongen en baden daar samen met evangelische geloofsgenoten.

Ook de uitdagingen van de tijd leiden er volgens de directeur van het Evangelisch Werkverband binnen de Protestantse Kerk toe dat de kloof tussen reformatorischen en evangelischen in de toekomst zal worden geslecht.

Herkenbaar

Datgene wat Maat signaleert, is herkenbaar. Ook in mijn eigen gemeente –en ik heb sterk de indruk dat dat geldt voor de breedte van de gereformeerde gezindte– zijn er jongeren die theologisch in twee werelden leven. Enerzijds bezoeken ze de bondsdag, anderzijds gaan ze naar de EO-Jongerendag of de Pinksterconferentie.

Het feit dat deze ontwikkeling zich voordoet, maakt dat we bereid moeten zijn om verder over dit onderwerp na te denken.

Maat voorziet op grond van datgene wat hij constateert dat er in de toekomst een soort ”refogelische kerk” zal ontstaan: een bonte reformatorisch-evangelische mix met een orthodoxe ruggengraat. Ik kan niet in de toekomst kijken. Of het uiteindelijk die kant opgaat, weet ik niet. Mocht het echter zover komen, dan ben ik daar huiverig voor.

De hypothese van Maat is gegrond op datgene wat hij waarneemt bij de jeugd. Volgens hem „voelen” jongelui aan dat er nieuwe tijden zijn aangebroken. Jongelui kijken „naar wat werkt en naar wat goed voelt en kennen daar waarde aan toe.” Daarbij laten ze zich niet tegenhouden door kerkelijke grenzen.

Deze nadruk op ervaring en gevoel, die inderdaad is waar te nemen bij veel jongeren (en ouderen!), doet mij huiveren. Is datgene wat goed voelt, de maatstaf voor wat ook echt goed is? We doen er goed aan om het gevoel niet als normatief te zien. Het gaat niet om de sfeer, maar om de leer.

Hiermee verkondig ik overigens niets nieuws. Het is opvallend dat er over de eerste christengemeente staat geschreven dat zij primair volhardde in de leer van de apostelen (Hand. 2). Pas daarna lezen we over onder meer de gemeenschap der heiligen en de breking van het brood.

Goed gevoel is drijfzand vergeleken bij de leer van de Schrift. Deze leer is bondig samengevat in de gereformeerde belijdenisgeschriften, de orthodoxe ruggengraat van de reformatorischen.

Inderdaad, de belijdenisgeschriften staan ook niet op hetzelfde niveau als de Schrift, maar we doen onszelf tekort als we niet de tijd nemen om deze gouden documenten uit het verleden te lezen en te herlezen.

Belijdenisgeschriften

Ik besef dat ik, door zozeer de waarde van de gereformeerde en oecumenische belijdenisgeschriften te onderstrepen, mogelijk een blokkade opwerp voor meer eenheid tussen evangelischen en reformatorischen.

Laat duidelijk zijn: Ik ben een groot voorstander van kerkelijke eenheid. De gereformeerde leer geef ik echter niet graag prijs 
voor een bonte evangelisch-
reformatorische theologie. Zouden reformatorischen de volharding der heiligen, de verbondsleer of de troost van de verkiezing moeten opgeven omwille van een goed gevoel van eenheid? Ik moet er niet aan denken.

Overigens ben ik niet de enige die niet gecharmeerd is van een refogelische kerk. Bij een deel van de evangelischen is er evenmin de bereidheid om theologische consessies te doen. Vorige week nog viel in de krant te lezen dat twaalf vooraanstaande theologen van de Zuidelijke Baptisten in Amerika zich keren tegen de calvinistische leer van verkiezing en verzoening (RD 6-6). Volgens hen is dat een gevaar voor het baptisme.

Ik ben een hartelijk voorstander van vriendschappelijke omgang met evangelische broeders en zusters. De oplossing die Maat voorstelt, kost echter te veel. Niet graag zou ik de orthodox-gereformeerde leer willen opgegeven voor een onduidelijk religieus mengsel.

Het lijkt me voor zowel evangelischen als reformatorischen, ook in het licht van de tijd, heilzamer om te werken aan wederzijdse echte vriendschap. Echte vriendschap betekent dat je elkaar respecteert en waardeert. Je staat voor elkaar klaar en steekt samen de schouders onder zaken die je niet alleen afkunt.

Echte vriendschap betekent anderzijds echter ook dat het mogelijk is om elkaar te wijzen op fouten en tekorten. Wanneer de onderlinge band in Christus sterk genoeg is, kan dat lijden.

Wat zou het heerlijk zijn als aanscherpende gesprekken onder vier ogen –meningsverschillen tussen christenen worden als het goed is niet publiekelijk uitgevochten- leiden tot een gemeenschappelijke verwondering over Gods genadige liefde in Christus voor zondige mensen.

De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Vlissingen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer