Intolerant christendom of onverdraagzaam gelijkheidsdenken (III)
Zijn reformatorische christenen intolerant of is juist het gelijkheidsdenken onverdraagzaam? Prof. dr. Ruard Ganzevoort en dr. ir. Steef de Bruijn gaan met elkaar in gesprek. Maandag de laatste aflevering.
Geachte heer De Bruijn,
U maakt in uw laatste bijdrage duidelijk hoe belangrijk moraliteit is bij het omgaan met ongewenste inhoud op internet. Die moraliteit vindt u bij uitstek in de Bijbel, die u superieur acht aan „algemene fatsoensnormen en humanistische uitgangspunten.” En daarom willen orthodoxe christenen dat de hele samenleving die volgt.
Dat mag. Iedere stroming in de politiek probeert haar beeld van de ideale samenleving gestalte te laten krijgen. Dat doe ik op mijn manier ook met idealen als tolerantie, democratische kernwaarden, ruimte voor diversiteit, zorgvuldige omgang met de natuur en gelijke kansen en rechten voor iedereen. In de politieke arena voeren we de strijd over die idealen.
Maar u gaat verder. U baseert uw visie op de Bijbel en claimt op grond daarvan een bijzondere taak voor de overheid. Ik snap die redenering wel als theologische uitspraak. Het is religieuze taal voor het idee dat de overheid een sturende rol heeft in het ordenen van de samenleving tot welzijn van allen. Gelovigen kunnen dan ook de overheid zien als dienares van God en daar dankbaar voor zijn. En als zij voor zichzelf uit datzelfde geloof conclusies trekken voor hun eigen leven, wat ze wel en niet mogen doen, dan is dat prima.
U zegt echter meer dan dat. Aan deze geloofstaal ontleent u het recht om dat ook aan anderen op te leggen. Uw boodschap is niet vrijblijvend, zegt u. „Het past alle Nederlanders om naar die normen te leven. Nog meer: om in Jezus Christus te geloven.” Dat is, zoals u het noemt, de „exclusieve, intolerante” boodschap die tot heil van iedereen is.
Alles goed en wel, maar daar hebben anderen geen boodschap aan. U mag dat geloven en anderen mogen dat afwijzen. In de samenleving heeft u net zo veel ruimte om uw visie uit te dragen als anderen hebben voor hun visie. En vanuit de overheid gezien zijn die twee standpunten even acceptabel. Dat is nu precies de kern van godsdienstvrijheid, dat de overheid geen oordeel heeft over geloof en levensbeschouwing van burgers. U mag dus die overheid wel zíén als dienares Gods, maar die overheid kan en mag dat niet waarmaken op de eenzijdige manier zoals u dat wilt. Het is juist de plicht van de overheid om verschillende visies te respecteren.
Het springende punt in onze discussie is dus niet het verschil van mening. Dat u op onderdelen andere ideeën heeft dan ik is geen probleem. Het punt is ook niet dat u uw ideeën religieus verwoordt. Dat zou ik ook kunnen doen en dan hebben we dezelfde discussie in andere woorden. Het springende punt is dat u in een exclusieve waarheid gelooft die dan ook aan anderen mag, moet worden opgelegd en dat ik niet geloof dat er voor de samenleving, voor de politiek en zelfs voor het eigen leven absolute waarheden zijn. Wij gaan onze weg naar eer en geweten, maar daar houdt het ongeveer op.
Het gevolg van dat verschil is dat we botsen in onze plurale samenleving. Want ik heb er geen moeite mee dat u zo’n (goedbedoelde) exclusieve, intolerante visie hebt, zolang u hem aan niemand oplegt. En dat kunt u nu juist niet vanwege het appel en de waarheid die die visie voor u inhoudt. En als die exclusieve visie leidt tot intolerantie ten opzichte van anderen, dan heb ik het daar weer moeilijk mee omdat in een plurale samenleving tolerantie essentieel is. Volgens mij is dat ons dilemma.
Ik weet dat orthodoxe christenen dat dan weer als intolerant ervaren en bovendien het gevoel hebben dat hun vrijheid steeds meer wordt aangetast. Ze hebben moeite met liberale wetten die vrijheden toestaan die er vroeger niet waren: abortus, euthanasie, openstelling van het huwelijk voor paren van gelijke sekse, verruiming van de winkelsluitingstijden, softdrugs, enzovoorts. Maar bij geen van die verruimingen is de vrijheid van de gelovigen aangetast. Ze mogen het ermee oneens zijn, maar hun vrijheid is niet in het geding.
Behalve, zo zult u tegenwerpen, bij het verbod op discriminatie. Enkele feit, trouwambtenaar, vrouwen zijn de symboolwoorden van deze strijd. En inderdaad, een plurale tolerante samenleving verdraagt alles, behalve intolerantie. Uw geloofsvrijheid zal ik verdedigen en uw visie respecteren, maar uw intolerantie moet ik bestrijden.
Met dank voor de briefwisseling en vriendelijke groet,
Ruard Ganzevoort
De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit en senator voor GroenLinks.
Geachte heer Ganzevoort,
In uw brief geeft u inderdaad treffend de opvattingen weer die ik die vorige keer beschreef en die, daar ben ik van overtuigd, gedeeld worden door een grote groep christenen die de Bijbel als uitgangspunt willen nemen voor hun handelen. Het is goed om elkaars argumenten te beoordelen vanuit de achterliggende principes. Dat overbrugt de verschillen niet, maar het voorkomt vooroordelen en vergroot het wederzijds begrip. Voor de meelezers: er is nog meer hierover te vinden op www.rd.nl/theocratie.
Toch is er een belangrijk punt in uw betoog waar ik graag de vinger bij wil leggen. „In de politieke arena voeren we de strijd over die idealen”, zegt u. Inderdaad, orthodoxe christenen vertolken hun aan de Bijbel ontleende principes tot politieke idealen en brengen die naar voren in het democratisch debat, in een poging daar een meerderheid voor te vinden. Ook een kleine politieke partij als de SGP geeft dan soms de doorslag. Tot zover is er geen verschil met liberalen of socialisten.
Vervolgens zegt u echter dat ik een stuk verder ga door dat ideaal niet als een vrijblijvende boodschap neer te zetten maar die daadwerkelijk „ook aan anderen op te leggen.” Dat laatste vraagt om verduidelijking. U weet immers even goed als ik dat er in Nederland nergens sprake is van een soort inquisitie die mensen dwingt een reformatorische levensovertuiging aan te nemen. De SGP heeft altijd aangegeven tegen gewetensdwang te zijn. Ik kan me niet heugen dat er ooit stenen door een ruit zijn gegaan in een dorp op de biblebelt omdat iemand op zondag het gras maait of zijn auto wast. Hooguit knoopt een reformatorische buurman een gesprek met hem aan. En de protestacties bij moskeeën of houseparty’s blijven beperkt tot het uitdelen van een folder. Het valt dus wel mee met dat „aan anderen opleggen.” Helaas, voeg ik eraan toe, want op dit punt zouden reformatorische christenen wat actiever mogen zijn.
Maar u doelt natuurlijk op dat zwembad in Staphorst dat op zondag dicht is en die stripteaseshow die verboden wordt in Woudenberg. Tja, dat klopt – maar dat zijn juist voorbeelden waar in een democratisch debat een meerderheid ontstaan is, zodat langs volstrekt legitieme weg een stukje van dat ideaal gerealiseerd kon worden.
En dan komt het punt dat u eerder aanvoerde: prima, zo’n overtuiging, maar wees tolerant, regel dat zonder dat je een ander beperkingen oplegt. Ga zelf niet op zondag naar het zwembad, laat die show linksliggen, maar laat de ander ervan genieten.
Begrijpelijke reactie, maar dat staat weer haaks op dat ideaal dat iedereen naar die Bijbelse normen leeft. En ook al krijgt u daar jeuk van, zoals u eerder schreef, toch houd ik vol dat het niet verschilt van wat u en andere rechts- en linksliberalen doen vanuit hun principes. Langs democratische weg krijgen ze de handen opeen voor netneutraliteit. Dat principe weegt zo zwaar dat er (anders dan u stelde) zelfs niet op kinderporno gefilterd mag worden. En dat het leidt tot de morele keuze om beperkingen op te leggen aan Kliksafe. Dat is niet minder intolerant dan de zondagssluiting van een zwembad of winkel.
Dat is het punt dat ik aansneed in de rubriek Welbeschouwd: uw visie op netneutraliteit is eveneens exclusief en leidt tot intolerantie. Daarbij gaat de wet over netneutraliteit verder dan de kwestie van gewetensbezwaarde trouwambtenaren. Ik kan me (met enige moeite) voorstellen dat homo’s die met elkaar willen trouwen het ook pijnlijk vinden dat er überhaupt nog trouwambtenaren zijn die tegen zo’n homohuwelijk zijn. Het blijft intolerant, maar ik kan het me voorstellen, zoals een christen pijn heeft bij een winkel die op zondag open is. Bij netneutraliteit begrijp ik niet wie er ergens pijn van heeft en daarom wekt dat snel de indruk dat het gaat om het dwarszitten van christenen.
Ik beschouw deze briefwisseling als waardevol omdat we niet bleven steken in een discussie over intolerantie maar ook over de onderliggende idealen konden spreken. Op de bodem van ons dilemma ligt een fundamenteel meningsverschil over vrijheid en gelijkheid. Een negentiende-eeuwse politicus die hier diep over nadacht –hij was niet links maar wel Groen– noemde deze Franse vrijheidswijn ooit een dodelijke toverdrank. Ik voeg er slechts aan toe dat het een illusie is om te denken dat het publieke domein en het overheidsbeleid moreel neutraal kunnen zijn.
Met vriendelijke groet,
Steef de Bruijn
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.