Commentaar: Spanje blijft ook na steun voor banken zorgenkind
Weer moet Europa diep in de buidel tasten. Ditmaal komt er vanuit het noodfonds maximaal 100 miljard euro beschikbaar om de wankelende banken in Spanje overeind te houden. Het exacte bedrag wordt later vastgesteld, als er meer duidelijkheid is over de precieze omvang van de verliezen bij die ondernemingen.
De ministers van Financiën uit het eurogebied bereikten zaterdag overeenstemming over deze operatie. Eerder kregen Griekenland (aanvankelijk 110 en later daarbovenop 130 miljard euro), Ierland (67 miljard) en Portugal (78 miljard) steunkredieten toegezegd. De redding van de muntzone pakt duur uit, maar we weten: de ondergang ervan kost waarschijnlijk nog veel meer.
Het is trouwens goed om te bedenken dat het geen schenkingen zijn. Het gaat steeds om leningen, die als ze het beoogde effect sorteren –het afwenden van faillissementen– in de toekomst terugbetaald worden. Maar of dit laatste daadwerkelijk gebeurt, moeten we afwachten.
De afgesproken geldstroom richting Spanje is volledig bedoeld voor een herkapitalisatie van de bankensector, niet voor de herfinanciering van staatsschuld. De banken zijn er in grote moeilijkheden geraakt door de vastgoedcrisis. Ze kampen met enorme afschrijvingen als gevolg van de fors gedaalde prijzen van onroerend goed. Klanten kunnen niet meer de rente over en aflossing van de aan hen verstrekte leningen opbrengen.
Omdat het probleem bij de financiële instellingen ligt, krijgt de regering in Madrid bij het noodprogramma geen voorwaarden voorgeschreven in de sfeer van de overheidshuishouding. De vernedering van door EU en IMF opgelegde bezuinigingen en hervormingen, van een onder curatele gesteld zijn op het terrein van de begroting, ontloopt zij. De later deze maand in te vullen condities bij de middelen uit het vangnet zullen alleen betrekking hebben op de sanering van het bankwezen.
Angst om alle beleidsvrijheid kwijt te raken, deed het kabinet van premier Rajoy lang aarzelen om hulp te vragen. Ondertussen groeide de onrust op de markten. Het is goed dat Europa nu zelf het initiatief heeft genomen. Het toont daarmee dat de bereidheid aanwezig is om bij te springen en de eurozone te stutten.
Bovendien wacht aanstaande zondag de volgende verkiezingensronde in Griekenland. Daarbij draait het om de vraag of deze natie wel of niet de gemeenschappelijk munt handhaaft. Winnen de partijen die de eisen van EU en IMF niet wensen te accepteren, dan lijkt een exit onvermijdelijk. Door het besluit van zaterdag wordt vermeden dat er naast de onzekerheid over de ontwikkelingen in Griekenland ook de spanningen en het acute besmettingsgevaar zijn rond Spanje.
Opnieuw moeten we concluderen dat de crisis in de eurozone nog lang niet tot het verleden behoort. De Spaanse banken zijn voorlopig uit de brand, maar daarmee verdwijnt het betrokken land niet uit beeld als kwetsbare schakel binnen de monetaire unie. De overheidsfinanciën blijven er, mede door de zwakke positie van de nationale economie, volop een zorgenkind. En, helaas, dat geldt niet alleen voor Spanje.