Intolerant christendom of onverdraagzaam gelijkheidsdenken (II)
Zijn reformatorische christenen intolerant of is juist het gelijkheidsdenken onverdraagzaam? Prof. dr. Ruard Ganzevoort en dr. ir. Steef de Bruijn gaan met elkaar in gesprek. Donderdag deel 2. Maandag deel 3.
Geachte heer De Bruijn,
Dank voor uw antwoord. Ik begrijp uw zorgen goed, maar ik denk dat er genoeg filtermogelijkheden blijven bestaan, in elk geval voor de bescherming van kinderen. Als zij het door hun ouders aangebrachte filter kunnen omzeilen, kunnen ze dat ook met een filter van de provider en andersom.
Natuurlijk moeten we jongeren beschermen, dat doen we ook met alcohol, tabak en wapens. De vraag is alleen of je het allemaal bij hen weg moet houden of dat je hen ermee leert omgaan. Hoe ouder het kind, des te meer gaat het om eigen verantwoordelijkheid en bewustwording. Ouders en scholen moeten aandacht geven aan verantwoord mediagebruik. Enkel verbieden betekent vooral dat het ondergronds gaat, zoals dat ook in reformatorische kring volop gebeurt.
Ik wil ook even reageren op uw opmerking over het probleem van porno: „het verwrongen beeld van vrouwen als lustobject.” Ik ben het daar in de kern mee eens. Maar u zult begrijpen dat ik de reformatorische visie op de ondergeschikte positie van vrouwen ook verwrongen vind. Op een andere manier, maar toch. Op het spel staan gelijke rechten van vrouwen en de bescherming van hun waardigheid. Zowel als het gaat om seksualiteit als wanneer het gaat om bijvoorbeeld politiek.
Dat brengt me bij een dieper punt. Onze briefwisseling vindt plaats onder het motto: ”intolerant christendom of onverdraagzaam gelijkheidsdenken”. Ik hoor in reformatorische kring vaker de typering onverdraagzaam gelijkheidsdenken. Eigenlijk kan ik daar weinig mee. Ik geloof namelijk helemaal niet dat mensen gelijk zijn. Ik ben er diep van overtuigd dat mensen verschillend zijn. Mannen en vrouwen, mensen met verschillende lichamelijke en verstandelijke vermogens, mensen uit verschillende culturen, mensen met verschillende geloofsovertuigingen.
Bedrijven weten inmiddels dat het goed is voor de organisatie om die diversiteit te omarmen. En ook voor de samenleving is die veelkleurigheid van grote waarde. Daarbij moet de overheid die diversiteit in goede banen leiden en ruimte voor minderheden garanderen. Democratie is er niet voor de macht van de meerderheid, maar voor de bescherming van de minderheid.
Ik kan dus helemaal niets met termen als gelijkheidsdenken en onverdraagzaamheid. Want mensen hoeven helemaal niet gelijk te zijn. Maar al die verschillende mensen hebben wel gelijke rechten. De overheid maakt geen verschil tussen mannen en vrouwen, moslims, christenen en atheïsten. Dat is de kern van artikel 1 van onze Grondwet en dat bouwt rechtstreeks voort op de traditie van onze grondrechten. Wat begon bij de vrijheid van geweten en van godsdienst, heet nu artikel 1. Als uitvloeisel is ook discriminatie tussen burgers onderling niet acceptabel. Een uitgaansgelegenheid die Marokkaanse jongeren weigert, zit fout. Evenals een bedrijf dat vrouwen voor hetzelfde werk minder betaalt dan mannen.
Die soep wordt niet overal even heet gegeten. Voetbalteams maken onderscheid naar sekse, studentenverenigingen laten alleen studenten toe als lid en sommige kerken willen geen vrouw op de kansel. Soms is dat pragmatisch, soms principieel. De overheid is in deze gevallen terughoudend met ingrijpen. Terecht, want de vrijheid van vereniging betekent dat groepen zich ook op hun eigen manier mogen organiseren en eigen grenzen mogen trekken.
Op dit grensvlak ontstaan wel de grote vragen. Want die gelijke rechten, mensenrechten, kunnen ook in het geding zijn bínnen religieuze groepen. Dan schuurt het. We leggen bijvoorbeeld reformatorische gelovigen geen haarbreed in de weg om hun geloof en leven in te richten zoals zij denken dat goed is. Maar gelden mensenrechten ook binnen die geloofsgemeenschap? Ook als het gaat om gelijke rechten? Ook als het gaat om jezelf mogen zijn? Ook voor vrouwen, homo’s et cetera?
Hier wordt het spannend omdat orthodoxe gelovigen zich bij die vraag direct aangevallen en in hun vrijheid bedreigd voelen. Maar waarom eigenlijk? Als zij ruimte vragen voor hun eigenheid, hoe zit dat dan met anderen? En als ze die gelijke rechten binnen de eigen kring niet als uitgangspunt nemen, waarom eisen ze dan wel zelf die rechten op in de samenleving? Met die vragen blijf ik zitten. Ik ben benieuwd naar uw visie daarop.
Vriendelijke groet,
Ruard Ganzevoort
De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit en senator voor GroenLinks.
Geachte heer Ganzevoort,
Graag ga ik eerst in op de opmerkingen die u maakt over internetfilters. Uw punt, dat filters eenvoudig te omzeilen zijn, deel ik niet. Maar laten we het over hoofdlijnen hebben. Ik volsta met de opmerking dat eind vorig jaar een ex-pedofiel van de rechter een filter van Kliksafe moest installeren op zijn computer. Kennelijk vindt deze rechter het belangrijk dat de filtering bij een externe instantie ligt.
Dat is ook een van de redenen waarom christenen uit orthodox-protestantse kring waarde hechten aan zo’n filter. Ze willen niet geconfronteerd worden met informatie die ze schadelijk achten voor zichzelf en hun gezin en ze willen zichzelf beschermen voor de verleiding om daar op een zwak moment toch op in te gaan.
Dit zou de indruk kunnen wekken dat deze christenen bij de opvoeding zich vooral richten op het maximaal afschermen van wereldse zaken. Dat beeld klopt niet. Op voorlichtingsavonden wordt altijd benadrukt dat filters nuttig zijn, maar vooral als hulpmiddel. Op veel reformatorische basisscholen leren kinderen verantwoord met nieuwe media omgaan.
Maar juist nu jongeren steeds meer en vroeger internet gebruiken, deels zonder enig toezicht op hun mobieltje, is het zorgwekkend dat door de nu bedachte netneutraliteit er geen filters meer mogelijk zijn bij publieke draadloze internetpunten. Ook niet-christenen maken zich overigens zorgen over mobiel internet, lees het boek ”Wifigeneratie” van Hop en Delver.
Het is een van de redenen waarom er in reformatorische kring veel aandacht is voor gewetensvorming bij jonge kinderen. Hoe heilzaam is het dat deze christenen voor hun morele keuzes terechtkunnen bij de Bijbel, waarin ze de grondlijnen aantreffen voor waarden en normen en voor het omgaan met media. Buitenstaanders leggen dat helaas nogal eens uit alsof het alleen gaat om het verbieden van alles wat ‘leuk’ is, het ontwijken van verleidingen en wereldvreemd leven. Zelfverloochening en vreemdelingschap zijn inderdaad belangrijke levenshoudingen, maar christenen willen daarmee hun verantwoordelijkheid in de wereld niet ontlopen. Sterker nog: ze achten de Bijbel zo’n betrouwbaar richtsnoer dat hij superieur is ten opzichte van algemene fatsoensnormen en humanistische uitgangspunten en ze willen graag dat de Nederlandse wetgeving daarop aangepast wordt. Daarom pleiten ze niet alleen voor sociale redzaamheid, zorg voor het milieu en bestrijding van zinloos geweld maar ook voor rust op zondag en een verbod op godslastering. Het lijkt misschien of ze alleen opkomen voor hun eigen gemak, baan of provider binnen een geseculariseerde samenleving, maar het gaat hen juist om de algemene kerstening daarvan.
Best, zult u zeggen, dat is prima taal voor de preekstoel, maar laat andere Nederlanders daarin vrij. Dat gaat echter niet. Deze boodschap is niet vrijblijvend, zo van: take it or leave it. Het past alle Nederlanders om naar die normen te leven. Nog meer: om in Jezus Christus te geloven als enige Bron van redding. De kop die boven een eerder opinieartikel van u stond –”Orthodoxe christenen zijn intolerant”– is dus zo gek nog niet, al moeten we intolerantie dan in positieve zin uitleggen: ze gunnen anderen ook zo’n God en zo’n leven. Het zou egoïstisch zijn om dat voor jezelf te willen houden.
De overheid, dienares van God, heeft de taak om daar ruim baan voor te maken. Het instellen van een publiek internetfilter of het verbieden van een stripteaseshow is dus niet een afpakken van porno maar het bevorderen van goede huwelijksmoraal.
Daarmee kom ik op de term gelijkheidsdenken. Inderdaad is er grote diversiteit tussen geslachten, rassen en mensen met verschillende seksuele gerichtheid. Die is deels van God gegeven, deels door de zonde ontstaan, maar dat doet niets af aan de gelijkwaardigheid van deze mensen. Binnen de hierboven genoemde kaders moeten zij zonder aanzien des persoons behandeld worden, zowel in orthodox-christelijke kringen als daarbuiten. Die kaders doen meer recht aan de genoemde diversiteit dan artikel 1 van de Grondwet en pleiten dus soms voor een ongelijke behandeling, zoals bij vrouwen en het ambt of bij homo’s en het huwelijk. Orthodoxe christenen eisen dus niet zozeer gelijke rechten voor zichzelf op in de samenleving omdat ze ruimte willen voor hun eigenheid, maar zien de kenmerken van die eigenheid graag breder terug in de samenleving.
Met vriendelijke groet,
Steef de Bruijn
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.