Conclusie onderzoek naar invloed onderwijs op geloofsopbouw te kort door de bocht
Er vallen de nodige vraagtekens te zetten bij het onderzoek van twee leerlingen naar de invloed van het reformatorisch onderwijs op de levensbeschouwing op langere termijn, reageren Elsbeth Visser-Vogel en Janneke Westerink.
De identiteitsontwikkeling van reformatorische jongeren is een onderwerp waarover de afgelopen tijd het nodige in de krant is gepubliceerd. Ook niet-reformatorische jongeren zijn geïnteresseerd in de leef- en denkwereld van de reformatorische gezindte. Op 25 mei publiceerde het RD een artikel over een onderzoek door twee leerlingen van het Greijdanus College in Zwolle, dat gehouden is onder 36 oud-leerlingen van het Van Lodenstein College.
Hoe interessant het profielwerkstuk ook is, de betrouwbaarheid en validiteit van de onderzoeksresultaten zijn dubieus. Natuurlijk worden er aan een profielwerkstuk andere eisen gesteld dan aan een wetenschappelijk artikel. Dat betekent echter ook dat grote voorzichtigheid betracht moet worden in de berichtgeving erover.
De conclusie dat de bijdrage van de reformatorische middelbare school aan geloofsopbouw „beperkt” is, is te kort door de bocht gezien de smalle definiëring van ”geloofsopbouw” in het werkstuk en de kleine steekproef.
Bovendien gaat het niet over het effect van het huidige reformatorische onderwijs, maar dat van 25 jaar geleden. Wij vinden het dan ook onjuist om te stellen dat dit de eerste keer is dat er zicht is op de invloed van reformatorisch onderwijs op de levensbeschouwing op langere termijn.
De berichtgeving wekt de suggestie dat de bijdrage van de school aan de religieuze identiteitsontwikkeling van jongeren beperkt is. Andere, wetenschappelijke, onderzoeken naar de invloed van scholen op de geloofsvorming van jongeren, nuanceren deze forse stellingname.
In een studie onder boeddhistische jongeren blijkt de school zelfs de belangrijkste factor die bepaalt hoe religieus betrokken jongeren zijn (Yeung & Chow, 2010). Door de zorg van docenten en door boeddhistische studielessen aan te bieden en religieuze rituelen en activiteiten te verrichten samen met de leerlingen, wordt de school de belangrijkste plek waar de religieuze identiteit van de jongeren wordt gevormd.
De vraag naar de invloed van reformatorisch onderwijs op de identiteitsontwikkeling van jongeren is relevant. In het onderzoek dat wij momenteel verrichten onder reformatorische jongeren is de rol van de school met betrekking tot religieuze identiteitsontwikkeling daarom een belangrijk thema.
In september 2011 heeft José M. Baars-Blom in deze krant opgeroepen om kritisch om te gaan met onderzoeken die gerelateerd zijn aan jongeren en religie. Uit de berichtgeving met betrekking tot het genoemde profielwerkstuk blijkt dat deze oproep nog steeds relevant is. Verkeerde beelden, die kunnen ontstaan door onderzoeken die methodisch onder de maat zijn, dragen niet bij aan goede en nuttige gesprekken over de religieuze vorming van jongeren. En daar zijn reformatorische jongeren van 2012 zeker niet bij gebaat.
De auteurs zijn werkzaam bij Driestar Educatief en promovendi aan de Universiteit Utrecht en de Protestantse Theologische Universiteit op het gebied van de religieuze identiteitsontwikkeling van orthodox-gelovige jongeren.