Commentaar: Geen gewapend ingrijpen in Syrië
Iedereen die de hoop had dat VN-waarnemers rust in Syrië zouden brengen, is nu op wrede wijze ontnuchterd. De hele wereld verkeerde de afgelopen dagen in shock vanwege het bloedbad in Hula. De roep om gewapend ingrijpen klinkt inmiddels weer luid.
In Hula werden op vrijdagavond 108 mensen vermoord. Meer dan de helft van deze groep bestond uit vrouwen en kinderen. De beelden geven de indruk dat de moordpartij vooral uit bloeddorst voortkwam. In één woord: gruwelijk.
De Syrische regering ontkent dat ze verantwoordelijk is voor dit bloedbad. De getuigenissen van overlevenden wijzen op de betrokkenheid van een bende die met het regime samenwerkt. Indirect zou de regering dus wel verantwoordelijk zijn.
Als dit zo is, maakt dit het bloedbad haast nog erger dan het al is. Regeringen van landen hebben voor alles de opdracht het leven van hun onderdanen te beschermen. Enerzijds door voorzorgsmaatregelen te treffen (bijvoorbeeld door de groei van terreurbendes te voorkomen) en anderzijds door schenders van het leven te vervolgen en te berechten. Waar een overheid deze taak verzaakt, is geen stil en gerust leven mogelijk.
Als het regime van president Assad werkelijk niets met het bloedbad in Hula te maken heeft, moet het onmiddellijk een onderzoek instellen en de schuldigen voor het gerecht brengen. Doet het dat niet, dan maakt het zich vanzelf medeplichtig aan de gruwelen.
De internationale gemeenschap heeft het regime wel rechtstreeks verantwoordelijk gesteld. Nederland heeft bijvoorbeeld met andere Europese landen en de VS de Syrische ambassadeur naar huis gestuurd. In antwoord daarop heeft Damascus de Nederlandse gezant ook de deur gewezen. Dit lijkt allemaal wel ferm, maar de zin ervan kan worden betwijfeld. Het directe contact tussen ons land en de Syrische regering is hiermee nu weg. Daar heeft niemand belang bij.
De vraag is of gewapend ingrijpen in Syrië iets kan oplossen. Het is onwaarschijnlijk dat VN- of NAVO-militairen bloedbaden zoals in Hula kunnen voorkomen. Syrië is een (heel) groot land, dat je onmogelijk met vreemde troepen kunt ‘controleren’. In Afghanistan zitten 50.000 NAVO-militairen en intussen gaat het geweld op grote schaal door. Ook in Syrië zullen dus altijd dorpen als Hula blijven waar op grote schaal kan worden gemoord.
Het risico van ingrijpen is ook dat er vijanden worden gemaakt. Niet dat een dictator als Assad onze vriend moet zijn, maar de ervaring leert dat zijn vijanden niet pers se beter zijn. Ook het ingrijpen in Libië leert dat.
De ervaringen met ingrijpen zijn ook niet echt goed. In de jaren negentig klonk rond Bosnië de slagzin ”Nietsdoen kan niet meer”. Dat creëerde echter een sfeer waarin elke actie al goed was. Voor Nederland is het bloedbad Srebrenica een pijnlijke herinnering geworden.
Militair ingrijpen is dus geen serieuze optie. De oplossing voor Syrië moet voorlopig in de diplomatie worden gezocht. Het gaat erom zo’n vredesvoorstel te doen waar alle partijen belang bij hebben. Wie zo’n voorstel bedenkt, bewijst de hele wereld een dienst.